Stunde 7: regelmatige werkwoorden + d/t + ss/s/z/ß

Werkwoorden

regelmatige en onregelmatige werkwoorden

1 / 19

Slide 1: Slide

DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Lesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Werkwoorden

regelmatige en onregelmatige werkwoorden

Slide 1 - Slide

Ziel

Ik kan regelmatige werkwoorden vervoegen

Ik kan onregelmatige werkwoorden vervoegen

Ik weet het verschil tussen regelmatige en onregelmatige werkwoorden

Slide 2 - Slide

Hoe maak je in het Duits de stam van een werkwoord?
sammel../bastel..

hele werkwoord

hele werkwoord -en

ik-vorm

Slide 3 - Quiz

Teil 1

regelmatige werkwoorden

Slide 4 - Slide

Regelmatige werkwoorden: wohnen

werkwoord: wohnen, stam:wohn

ich wohn E

du wohn ST

er/sie es wohn T

wir wohn EN

ihr wohn T

sie wohn EN

Sie wohn EN

Slide 5 - Slide

Ook regelmatige werkwoorden

Slide 6 - Slide

Regelmatige werkwoorden: met stam op -s/-ß/-z

werkwoord: heißen, stam:heiß

ich heiß E wir heiß EN

du heiß T ihr heiß T

er/sie es heiß T sie heiß EN

Sie heiß EN

* bij DU vorm mag je niet 3x een s opschrijven. Dan krijgt het WW alleen een T

Dus niet : du heiß + st +t , maar du heiß + t

Slide 7 - Slide

Regelmatige werkwoorden: met stam op -t/-d / n

werkwoord: arbeiten, stam:arbeit antworten , stam: antwort

ich arbeit e wir arbeit en

du arbeit e st ihr arbeit e t

er/sie es arbeit e t sie arbeit en

Sie arbeit en

*Dus tussen de stam en de uitgang moet je een E gebruiken, om het WW beter uit te spreken.

Slide 8 - Slide

En nu in een zin

Slide 9 - Slide

Warum (antworten) ............. du nicht?

Slide 10 - Open question

Ich (fahren) ............ nach Hause.

Slide 11 - Open question

Wir (bleiben) ........... zu Hause

Slide 12 - Open question

Er (kaufen) ........... ein Brötchen

Slide 13 - Open question

Teil 2

onregelmatige werkwoorden

Haben, sein und werden: Bekijk eerst de filmpjes

Slide 14 - Slide

Übung

Schrijf een kort verhaal/zinnen met 5 werkwoorden haben, 5 werkwoorden sein en 5 werkwoorden werden. Dus je moet 15 zinnen hebben. Vergeet het niet: hoofdletters!

Bijv. Ich bin Natalia und ich bin 32 Jahre alt. Ich habe eine Mutter und sie ist 58 Jahre alt. Ich werde Medizin studieren. Ich werde auch heute kochen und ich habe Hunger. Jetzt bin ich zu Hause. ...etc.

Slide 15 - Slide

Hier schrijf je je verhaal/zinnen!

Slide 16 - Open question

Welke regelmatige werkwoorden zijn er? Schrijf 5 voorbeelden

Slide 17 - Open question

Schrijf 3 onregelmatige
werkwoorden

Slide 18 - Mind map

Wat vind je aan het vervoegen van werkwoorden nog lastig?

Slide 19 - Open question