Leesvaardigheid 6b

Leesvaardigheid 6b

Even opfrissen...

We spelen weer een Blooket met daarin vragen over leesvaardigheid. Log in op Blooket

play.blooket.com

Wat betekent als iemand hoogopgeleid is?

1. Iemand heeft een universitaire opleiding gehad
2. Iemand heeft een hbo-opleiding gehad
3. Iemand heeft een mbo-opleiding gehad
4. Iemand heeft niet gestudeerd.

Wat betekent als iemand laagopgeleid is?

1. Iemand heeft een universitaire opleiding gehad
2. Iemand heeft een hbo-opleiding gehad
3. Iemand heeft een mbo-opleiding gehad
4. Iemand heeft niet gestudeerd.

Opdracht 3

We kijken eerst even naar een filmpje. Kijk of je de antwoorden op de volgende vragen hoort. 

Wat is het LAKS?

Wat doet het LAKS?

Waarom doet het LAKS dit? 

Voor wie is het LAKS? 

Opdracht 3

We lezen nu de tekst op blz. 99. Let op de volgende vragen: 

Waar komt de tekst uit? (Bron) 

Wat voor een soort tekst is het?

Wat het doel van de Taalgids?

Wat vind je opvallend aan de tekst? waarom?

Welk gedeelte is dit van de (gehele) tekst, denk je? waaraan kan je dat zien? 

Waarom wil het LAKS de Taalgids introduceren? Geef antwoord in mooie zinnen (begint met een hoofdletter en eindigt met een punt).

Wat zegt het LAKS zelf over het voornaamste doel van de Taalgids?

Lees de laatste zin van de tekst nog eens. Waarom vinden de makers van de Taalgids het belangrijk om dit in de inleiding te zetten, denk je?
(Geef antwoord in hele en nette zinnen).

Opdracht 4

Voor we opdracht 4 maken, kijken we weer eerst een filmpje.

Wat gebeurt er in het filmpje?

Waarom doet de oude vrouw zo tegen de jonge jongen? 

Wat doet de jonge jongen in het filmpje? 

Hoe blijkt het uiteindelijk te zijn? 

De oude vrouw in dit filmpje is stigmatiserend bezig. Wat betekent dit woord, denk jij?
Geef een antwoord in nette zinnen.

Opdracht 4

Stigmatiseren = iemand ten onrechte een negatieve/slechte reputatie bezorgen.

Synoniem = bevooroordelen / brandmerken (niet letterlijk maar figuurlijk ) / negatief over iemand denken. 

Opdracht 4

Bekijk en lees de cartoon op bladzijde 99 heel goed.

Wat gebeurt er?

Wat zie je?

Wat wordt er gezegd?

Welke woorden begrijp je niet?

Opdracht 4

Maak nu de vragen bij opdracht 4

Tekst lezen

We lezen nu de tekst op bladzijde 100. Gebruik weer de volgende symbolen: 

O: Omcirkel moeilijke woorden en/of zinnen

! : Dit is belangrijk, valt op of verrast

+ : Dit weet ik al

? : Hier heb ik een vraag over: welke vraag heb je?

vb. : Hier wordt een voorbeeld gegeven

<- : Hier zie ik een verband (blz. 52 theorieboek). 

Bespreken van de tekst

Wat is de bron van de tekst?

Welk doel heeft de tekst?

Waar gaat de tekst over?

Welke woorden zijn lastig?

Wat is de betekenis van de titel? 

Begrijpen van teksten

Na vier lessen: Je ziet, dat je soms door alleen maar iets meer te weten te komen over een onderwerp, de tekst soms veel gemakkelijker is te begrijpen. 

Jij kunt hier zelf heel veel aan doen: lezen, journaal kijken, nadenken en een tekst intensief en goed lezen. wat weet jij van het onderwerp? Hoe meer je weet, des te beter je de tekst begrijpt. 

Huiswerk

Maken opdracht 5 en 6.

Schrijfopdracht 9 afmaken (klaar einde van de week)