1HV U3/U4

1HV U3/U4
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

1HV U3/U4

Slide 1 - Slide

avoir
A
zijn
B
hebben
C
doen/maken
D
gaan

Slide 2 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 3 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
ont
D
avons

Slide 4 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Il ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 5 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 6 - Quiz

U heeft

Slide 7 - Open question

Jij hebt

Slide 8 - Open question

De vertaling van het huis is ...
A
l'appartement
B
la maison
C
la mansion
D
le meuble

Slide 9 - Quiz

De vertaling van de badkamer is ...
A
le salle de bain
B
le salle de séjour
C
la salle de bains
D
les toilettes

Slide 10 - Quiz

De vertaling van la voiture is...
A
de auto
B
het stadscentrum
C
het verkeer
D
de kast

Slide 11 - Quiz

De vertaling van het raam is ...
A
le fenetre
B
la place
C
la prise électrique
D
la fenêtre

Slide 12 - Quiz

Ik dans
A
Je danses
B
Je danse
C
Je danser
D
Je dansee

Slide 13 - Quiz

Jij eet
A
Tu mange
B
Tu manges
C
Tu manger
D
Tu mangent

Slide 14 - Quiz

Vul de uitgang aan:
On termin___

Slide 15 - Open question

Vul de uitgang aan:
Nous travaill___

Slide 16 - Open question

Vertaal naar het Frans: hij speelt

Slide 17 - Open question

Ik ga =

Slide 18 - Open question

jullie gaan =

Slide 19 - Open question

hij gaat =

Slide 20 - Open question

Wij houden van Frans
Gebruik de nous-vorm!

Slide 21 - Open question

De bakker = ...

Slide 22 - Open question

bleu =

Slide 23 - Open question

troisième =

Slide 24 - Open question

de leerling =

Slide 25 - Open question

commencer =

Slide 26 - Open question

Vul de juiste vorm van être in:
Nous ________
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes

Slide 27 - Quiz

Vul de juiste vorm van être in:
Vous ________
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes

Slide 28 - Quiz

Vul de juiste vorm van être in:
je ________
A
est
B
es
C
suis
D
sommes

Slide 29 - Quiz