§6.3 oplosmiddelen 3V

§6.3 Oplosmiddelen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

§6.3 Oplosmiddelen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  •  verschillende oplosmiddelen kennen
  • definitie, kenmerken en voorbeelden kennen van zure - en basische oplossingen.
  • Hoe meet je de pH?

Slide 2 - Slide

Oplosmiddelen
In chemische fabrieken kunnen er makkelijk gassen en vloeistoffen vervoerd worden door leidingen en buizen heen. Het vervoeren van vaste stoffen gaat een stuk lastiger. 
Door deze stoffen eerst op te lossen in een vloeistof, zijn ze makkelijker te vervoeren.

Slide 3 - Slide

Water als oplosmiddel
Een veel gebruikt oplosmiddel is water: Water heeft een groot oplosvermogen. Dat houdt in dat er veel en veel verschillende stoffen in water kunnen oplossen.
Water is zelfs zo'n veel voorkomend oplosmiddel, dat wanneer een stof opgelost is in water, het een eigen toestand heeft.

Slide 4 - Slide

Water als oplosmiddel
We kennen de 3 fases en hun notatie: (g) (l) en (s).
Wanneer een stof opgelost is in water, heeft dat ook een eigen notatie: (aq)

We kunnen een stof die opgelost is in water noteren met (aq).

Slide 5 - Slide

Geef de reactievergelijking van het oplossen van sacharose in water:

Slide 6 - Open question

Water als oplosmiddel
De vergelijking van het oplossen van sacharose in water is als volgt:
C12H22O11 (s) -> C12H22O11 (aq)


Slide 7 - Slide

Andere eigenschappen
  • Oplosvermogen groot 
  • Dichtheid: Vaste fase grotere dichtheid dan vloeibare fase (bij water is dit andersom, ijs drijft op water!!)
  • Soortelijke warmte: Energie die nodig is om een graad te stijgen in temperatuur (soortelijke warmte is hoog voor water)
  • Hoog Kookpunt: 373K, hoog in vergelijk met andere stoffen
  • Zuurgraad: water is neutraal


Slide 8 - Slide

Zuurgraad: Hoe zuur een oplossing is, wordt aangegeven met de zuurgraad: de pH.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

zuren
  • pH < 7 
  • Smaken zuur 
  • Sterke zuren kunnen ontkalken + roest verwijderen

  • Zuren reageren met basische stoffen (dat noem je neutraliseren)
  • Vb: azijn, maagzuur, wc-ontkalker


Slide 11 - Slide

basen
  • pH > 7 
  • voelen vettig aan
  • Sterke basen kunnen  vettig vuil verwijderen

  • Basen reageren met zure stoffen (dat noem je neutraliseren)
  • Vb: zeep, ammoniak


Slide 12 - Slide

Indicator
  • Stof die van kleur verandert in een zure/basische oplossing.
  • Te gebruiken om de zuurgraad te bepalen.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

zuren/basen

Slide 17 - Mind map

Welke stof is een zuur?

A
azijn
B
soda
C
gootsteenontstopper
D
water

Slide 18 - Quiz

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een zuur schoonmaakmiddel?
A
Groene zeep
B
Ammonia
C
Gootsteenontstopper
D
wc ontkalker

Slide 19 - Quiz

Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 20 - Quiz

Wat is de zuurgraad (pH) van water
A
0
B
7
C
10
D
14

Slide 21 - Quiz

Andere oplosmiddelen
Niet alles lost op in water, dus er zijn ook andere oplosmiddelen nodig.
Vanwege veiligheid en milieu is het belangrijk om een niet of nauwelijks giftig oplosmiddel te kiezen.

Slide 22 - Slide

Zelf aan de slag
lezen: blz 188-191
maken: 25, 27, 34 en 30C-G

Slide 23 - Slide

Uitwerking

Slide 24 - Slide

Uitwerking

Slide 25 - Slide

Welke 2 zure stoffen heb je thuis?

Slide 26 - Open question

Welke 2 basische stoffen heb je thuis?

Slide 27 - Open question