Les van 25 oktober

Les van 25 oktober
Wat gaan we doen?
- Taal test
- uitleg ontleden;

1 / 51
next
Slide 1: Slide
Nederlands6th Grade

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Les van 25 oktober
Wat gaan we doen?
- Taal test
- uitleg ontleden;

Slide 1 - Slide

Taal test
- benoem de woordsoorten;
- kijk goed naar de woordsoorten en verzin een woord voor de zin;
- benoem de woordsoorten van de dikgedrukte woorden;
- benoem de woordsoorten;
- noem de persoonlijke voornaamwoorden en de bezittelijke vooornaamwoorden;
- benoem de woordsoorten;
- plaats leestekens in de zin;

Slide 2 - Slide

Taal test vervolg
- schrijf de zin in de directe rede;
- vul de goede vorm van het werkwoord in;
- noem het juiste onderwerp;
- zet het goede beroep in de spreekwoord of de uitdrukking;
- Wat betekent het spreekwoord of de uitdrukking?

Slide 3 - Slide

Benoem de woordsoorten
Benoem in de volgede opdrachten de woordsoorten

Slide 4 - Slide

De grote, bruine hond eet lekkere brokjes.

Slide 5 - Open question

1B. Rowan draagt een warme, wollen muts.

Slide 6 - Open question

2A. Bekijkt Reduan de afgedrukte foto?

Slide 7 - Open question

2B. De kinderen verkopen mooie, zelfgemaakte tekeningen.

Slide 8 - Open question

Kijk naar de woordsoorten en verzin een woord 
kijk in de volgende zinnen goed naar de woordsoorten en verzin een woord voor de zin

Slide 9 - Slide

3A. De (bnw) (znw) helpt het kleine jongetje.

Slide 10 - Open question

3B. Tilt (lw) (znw) de zware kast?

Slide 11 - Open question

Benoem de woorsoorten
Benoem in de onderstaande zinnen de woordsoorten van de rode woorden

Slide 12 - Slide


4A.  Hoe vaak heeft Minke de eerste prijs van het tennistoernooi gewonnen?

Slide 13 - Open question


4B. Chiara en Mehmet zijn in de speeltuin twee keer van de schommel gevallen.

Slide 14 - Open question


5A. In de duinen hebben we op de tweede dag veel herten en konijnen gezien.

Slide 15 - Open question


5B. Sommige ramen van het middelste lokaal hebben de hele nacht opengestaan.

Slide 16 - Open question

Benoem de woordsoorten
Benoem wederom de woorsoorten in de onderstaande zinnen 

Slide 17 - Slide

7. Waarom vergaten Rikkie en Abdel het antwoord op de eerste vraag?

Slide 18 - Open question

Persvnw en bezvnw
Noem in de onderstaande zinnen de persoonlijke voornaamwoorden en de bezittelijke vooornaamwoorden

Slide 19 - Slide

7A. Ik wil jouw konijnen graag aaien.

Slide 20 - Open question

7B. Op zijn geleende fiets is hij vanochtend naar school gereden.

Slide 21 - Open question

8A. Jos en Liana hebben met hem gespeeld in hun geheime hut.

Slide 22 - Open question

8B. Jullie kunnen jullie schriften in de kast leggen.

Slide 23 - Open question

Benoem de woorsoorten
Benoem de woordsoorten in de onderstaande zinnen

Slide 24 - Slide

9. Zij en ik zijn voor de derde keer in het koude water van haar zwembad gesprongen

Slide 25 - Open question

Leestekens
Plaats leestekens in de onderstaande zinnen.

Slide 26 - Slide

10A. Lisa vraagt is mijn pakje al bezorgd

Slide 27 - Open question

10B. Ik heb er eigenlijk geen zin meer in zucht Lex

Slide 28 - Open question

11A. In de klas vertelt Jacob zitten tien jongens en twaalf meisjes

Slide 29 - Open question

11B. Pelle fluistert verlegen ik weet het niet

Slide 30 - Open question

Directe rede
Schrijf de onderstaande zinnen in de directe rede.
Gebruik een ononderbroken citaat. Let op de leestekens.

Slide 31 - Slide

12. Sem vraagt wanneer de wedstrijd begint.
....................... vraagt Sem .............................

Slide 32 - Open question

Goede vorm van werkwoord
Vul bij de volgende zinnende goede vorm van het werkwoord in

Slide 33 - Slide

13A. De vissen ................(zwemmen) in de zee.

Slide 34 - Open question

13B. De school vissen .........(zwemmen) in de zee.

Slide 35 - Open question

13C. De familie .................(vieren) de verjaardag.

Slide 36 - Open question

13D. De leden van de familie .........(vieren) de verjaardag.

Slide 37 - Open question

Onderwerp
Schrijf het juiste onderwerp op

Slide 38 - Slide


14A. De zwerm vogels/ De vogels vliegt hoog in de lucht.

Slide 39 - Open question


14B. De vuile was/ De vieze kleren zitten in de wasmachine.

Slide 40 - Open question


14C. Het orkest/ De muzikanten geven een concert.

Slide 41 - Open question


14D. De brandweer/ De brandweerlieden blust de brand.

Slide 42 - Open question

Het goede beroep
Zet het goede beroep in de spreekwoord of de uitdrukking

Slide 43 - Slide

15A. Kies uit: kok, schoenmaker, smid, waard

Doe alleen dingen waar je verstand van hebt.......... , blijf bij je leest!

Slide 44 - Open question

15B. Kies uit: kok, schoenmaker, smid, waard

Als je zelf oneerlijk bent, vertrouw je anderen ook niet. Zoals de ............. is vertrouwd hij zijn gasten.


Slide 45 - Open question

Wat betekent?
Wat betekent het volgend het spreekwoord of de uitdrukking?

Slide 46 - Slide

16. Vertrekken als een dief in de nacht.

Slide 47 - Open question

Ontleden
Ontleden is wat anders dan woordbenoeming (wat je net allemaal hebt gedaan). Woordbenoeming is per woord, terwijl ontleden over zinsdelen gaat

Slide 48 - Slide

Ontleden
- Pv, gez, ond, lv, mw, bep 
- Persoonsvorm (pv): Zet de zin in de vragende vorm, dan is het eerste woord de pv, of
- Zet de zin in een andere tijd: het woord dat verandert is de pv.
-
- Gezegde (gez): ALLE werkwoorden in een zin
-
- Onderwerp (ow): Wie + pv/gez
-
- Lijdend voorwerp (lv): Wie of wat + gez + ow
-
- Meewerkend voorwerp (mv): Aan wie + gez +ow + lv

Slide 49 - Slide

Pak je Taalboek erbij
En kijk naar de oefening op blz 6 en 7.

Slide 50 - Slide


Slide 51 - Open question