18. Beschrijf in je dia-slide het gebiedskenmerk ‘ligging’: je vertelt iets over de topografie, hoofdstad, grote steden, buurlanden, belangrijke wateren en bergen.
19. Beschrijf in je dia-slide het gebiedskenmerk ‘natuurlijke omgeving’: je vertelt iets over het klimaat in je land en over het landschap (reliëf) en de natuurlijke hulpbronnen in je land.
20. Beschrijf in je dia-slide het gebiedskenmerk ‘ingericht landschap’: je vertelt iets over hoe het landschap is ingericht (steden, infrastructuur, landbouwgebieden, etc.
21. Zoek het geboorte- en sterftecijfer van jouw land op en vergelijk deze met Nederland.
22. In welke beroepssector werken de meeste inwoners van jouw land? Wat zegt dit over de welvaart in jouw land?
23. Zoek een foto op van een doorsnee (gemiddeld) gezin van jouw land. Probeer deze te omschrijven.
24. Zoek een foto op van een bouwwerk in jouw land die laat zien wat de traditionele bouwstijl is in jouw land. Probeer de foto te omschrijven.
25. Wie is de machtigste man of vrouw van jouw land en hoe is deze leider aan de macht gekomen (democratisch of dictatuur).