Spelling

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- de student kent de (hoofd)regels voor Nederlandse spelling

Slide 2 - Slide

Welk woord is correct gespeld?
A
bessesap
B
bessensap

Slide 3 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
kippesoep
B
kippensoep

Slide 4 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
beregoed
B
berengoed

Slide 5 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
bakkenbaard
B
bakkebaard

Slide 6 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
takkenwijf
B
takkewijf

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

spillepoot of spillenpoot?

Slide 9 - Open question

getuigeverhoor of getuigenverhoor2?

Slide 10 - Open question

Welk woord is correct gespeld?
A
varkenstal
B
varkensstal

Slide 11 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
adamskostuum
B
adamkostuum

Slide 12 - Quiz

Tussenletter [-s-]
  • Hoofdregel: Je schrijft een tussen -s- in samenstellingen als je de klank [s] hoort. Bijvoorbeeld: dorpskerk; regeringsverklaring

Let op: als het eerste deel van de samenstelling op een s eindigt, dan schrijf je geen extra s. Bijvoorbeeld: huisarts



Slide 13 - Slide

Tussenletter [-s-]
Let op: Je kunt niet horen of je een tussen-s moet schrijven, als het tweede deel van het woord met een sisklank begint: s, z, sj (= ch), zj (=j)
Vervang dan het tweede deel door een ander woord.

Bijvoorbeeld: varkensstal (varkenshok); stadsjournaal (stadskrant); stationschef (stationsopzichter)

Slide 14 - Slide

ijsschots of ijschots?

Slide 15 - Open question

stationchef of stationschef?

Slide 16 - Open question

Trema ["]
Hoofdregel: Het trema voorkomt een verkeerde uitspraak van 2 klinkers binnen een niet samengesteld woord. Het trema wordt geplaatst op de eerste letter van de nieuwe lettergreep.
Bijvoorbeeld: naïef; reële, egoïst; cocaïne; Italië

Is onjuiste uitspraak niet mogelijk, dan plaats je ook geen trema!
Bijvoorbeeld: beoefenen; chaos; dieet; geaaid

Slide 17 - Slide

Apostrof [ ' ]
Hoofdregel: Woorden die eindigen op een klinker (a,i,o,u,y) en achtervoegsels schrijf je met een apostrof om verkeerde uitspraak te voorkomen.
Bijvoorbeeld: collega's; taxi's; Leo's huis; CDA'er; LOB'er; dvd'tje

Ook is de apostrof een teken dat één of meerdere letters zijn weggelaten: 's middags; A'doorn; Els' moeder (Elss moeder)

Slide 18 - Slide

Welk woord is goed gespeld?
A
glooiing
B
glooiïng

Slide 19 - Quiz

Welk woord is goed gespeld?
A
atheneum
B
atheneüm

Slide 20 - Quiz


A
drieendertig
B
drieëndertig

Slide 21 - Quiz

Welk woord is verkeerd gespeld?
A
collega's
B
accu's
C
menuus
D
cd'tje

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video

Aaneenschrijven of los
  • Samenstellingen schrijf je zoveel mogelijk als één woord.
Bijvoorbeeld: driekamerappartement; minimumlooneis; langetermijnplanning 
  • Dit geldt ook voor bijvoeglijk naamwoorden.
Bijvoorbeeld: goedgehumeurd; lichtblauw
  • Getallen tot duizend ook. Miljoen en miljard niet. (dus wel drieënzeventigduizend, maar vijf miljoen)

Slide 24 - Slide

Koppelteken
  • samenstellingen met cijfers of letters (4- meiherdenking; T- splitsing) 
  • samenstellingen met niet, oud, Sint of ex (oud- directeur)
  • Bij klinkerbotsingen (mee-eten; na-apen)

Slide 25 - Slide

Starttaal compact handboek
Hoofdstuk 3 taalverzorging

blz. 60 t/m 90

Slide 26 - Slide

Oefenen met werkwoordspelling
https://www.cambiumned.nl/theorie/spelling/werkwoordspelling/


Slide 27 - Slide

schema werkwoordspelling

Slide 28 - Slide