1
Iedereen kwam aan het woord.
2
De voor- en tegenstanders lieten elkaar uitpraten.
3
De voor- en tegenstanders reageerden op elkaars argumenten.
4
De deelnemers luisterden naar de debatleider.
5
De argumenten gingen over de stelling.
6
De argumenten waren gebaseerd op feiten.
7
De argumenten waren voorzien van goede voorbeelden.