VWO 4 - 24 février

Bonjour ! 
- Zet je camera aan

- Leg je telefoon naast je, we gaan het gebruiken


Fijne les! 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour ! 
- Zet je camera aan

- Leg je telefoon naast je, we gaan het gebruiken


Fijne les! 

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui 
- Herhalingsoefening
- Grammatica uitleg 
- Oefeningen 

 Leerdoel : Jullie kennen de onregelmatige werkwoorden. 

Slide 2 - Slide

"Ik geef hem de foto"
A
Je donne lui la photo
B
Je lui donne la photo

Slide 3 - Quiz

Grammatica
Als er geen heel ww is,moet het persoonlijk vnm voor de persoonsvorm.

Je lui donne la photo. 

Slide 4 - Slide

"Ik ga hem de foto geven"
A
Je lui vais donner la photo
B
Je vais donner lui la photo
C
Je vais lui donner la photo

Slide 5 - Quiz

Grammatica
Persoonlijke voornaamwoorden als lijdend en meewerkend voorwerp gaan voor een heel ww (als er een heel ww in de zin is). 

Je vais lui donner la photo. 

Slide 6 - Slide

Tu manges une fraise

Wat is de goede zin waar "une fraise" vervangen is door een persoonlijk voornaamwoord?
A
Tu la manges
B
Tu le manges
C
Tu les manges
D
Tu leur manges

Slide 7 - Quiz

Tu offres un jeu à Jules et moi

Wat is de goede zin waar "à Adrien et moi" vervangen is door een persoonlijk voornaamwoord?
A
Tu me donnes
B
Tu nous donnes
C
Tu vous donnes
D
Tu leur donnes

Slide 8 - Quiz

Il est tombé dans le piège.

'Piège' in het NL?
A
acteur
B
aanpassing
C
vertrouwen
D
valstrik

Slide 9 - Quiz

De verhaal speelt zich in Frankrijk af.

'zich afspelen' in het Frans?
A
compter
B
se dérouler
C
doubler
D
passer un film

Slide 10 - Quiz

Ce bâtiment est contemporain

'contemporain' in het NL?
A
zichtbaar
B
hedendaags
C
bewegend
D
abstract

Slide 11 - Quiz

La toile est célèbre dans le monde entier.

'toile' in het Frans?
A
gezicht
B
potlood
C
doek
D
mix

Slide 12 - Quiz

Il se précipite vers son père

'précipiter' in het Frans?
A
zich haasten naar
B
opmerken
C
tentoonstellen
D
lijken op

Slide 13 - Quiz

Grammatica 


Onregelmatige ww : mettre (permettre, admettre) , dire, décrire, ouvrir (découvrir, couvrir). 

Slide 14 - Slide

Mettre
Mettre heeft verschillende vertalingen in het Nederlands : leggen, zetten, erover doen, aantrekken. 
Zo gaan permettre (toestaan, in staat stellen) en admettre (toegeven) op dezelfde manier als mettre.

Présent : stam (met) + tegenwoordige tijd uitgangen met -re groep 

Slide 15 - Slide

Mettre - présent
Mettre
NL
Je
Je mets
Ik leg
Tu
Tu mets 
Jij legt
Il / Elle / On
Il met
Hij legt
Nous
Nous mettons
We leggen
Vous
Vous mettez
Jullie leggen
Ils / Elles
Ils mettent
Zij leggen

Slide 16 - Slide

Mettre - Andere tijden
Frans
NL
Passé composé
J'ai mis
Ik heb gelegd 
Imparfait
Je mettais 
Ik legde
Futur simple
Je mettrai
Ik zal leggen
Conditionnel
Je mettrais
Ik zou leggen

Slide 17 - Slide

Dire

De stam van 'dire' is 'dis'.
Behalve met il, en met vous. 

Het voltooid deelwoord is 'dis'. 

Slide 18 - Slide

Dire - présent
Dire
NL
Je
Je dis
Ik zeg
Tu
Tu dis 
Jij zegt
Il / Elle / On
Il dit
Hij zegt
Nous
Nous disons
We zeggen
Vous
Vous dites 
Jullie zeggen
Ils / Elles
Ils disent
Zij zeggen

Slide 19 - Slide

Dire - Andere tijden
Frans
NL
Passé composé
J'ai dis
Ik heb gezegd 
Imparfait
Je disais 
Ik zei
Futur simple
Je dirai
Ik zal zeggen
Conditionnel
Je dirais
Ik zou zeggen

Slide 20 - Slide

Décrire

De stam van 'décrire' is 'décri'.
Behalve met nous, vous en ils, dan is het 'décriv'

Het voltooid deelwoord is 'décris'. 

Slide 21 - Slide

Décrire - présent
Décrire
NL
Je
Je décris
Ik beschrijf
Tu
Tu décris 
Jij bechrijft
Il / Elle / On
Il décrit
Hij beschrijft
Nous
Nous décrivons
We beschrijven
Vous
Vous décrivez
Jullie beschrijven
Ils / Elles
Ils décrivent
Zij beschrijven

Slide 22 - Slide

Décrire - Andere tijden
Frans
NL
Passé composé
J'ai décris
Ik heb beschreven 
Imparfait
Je décrivais 
Ik beschreef
Futur simple
Je décrirai
Ik zal beschrijven
Conditionnel
Je décrirais
Ik zou beschrijven

Slide 23 - Slide

Ouvrir

Découvrir (ontdekken) en couvrir (bedekken) gaan als ouvrir.

De stam van ouvrir is 'ouvre'. 
Het voltooid deelwoord is 'ouvert' 

Slide 24 - Slide

Ouvrir - présent
Mettre
NL
Je
J'ouvre
Ik open
Tu
Tu ouvres 
Jij opent
Il / Elle / On
Il ouvre
Hij opent
Nous
Nous ouvrons
We openen
Vous
Vous ouvrez
Jullie openen
Ils / Elles
Ils ouvrent
Zij openen

Slide 25 - Slide

Ouvrir - Andere tijden
Frans
NL
Passé composé
J'ai ouvert
Ik heb geopend 
Imparfait
J'ouvrais 
Ik opende
Futur simple
Je ouvrirai
Ik zal openen
Conditionnel
Je ouvrirais
Ik zou openen

Slide 26 - Slide

Oefeningen 
Nu moeten jullie aan de slag gaan. Jullie gaan op de digitale methode oefening 24 doen. 
24a : Pas het werkwoord met de tijd tussen de haakjes toe
24b : Herschrijf de zinnen met de tijd tussen de haakjes
24c : Vul de zinnen met het goede ww in.
24d : Gebruik een van de ww om een zin te maken in het Frans om de vragen te beantwoorden. 

Slide 27 - Slide

Huiswerk 


Leer de grammatica B over de onregelmatige ww. We gaan een herhalingsoefening maken. 

Slide 28 - Slide