4.2 temperatuur

Hoofdstuk 2
Grootheden en eenheden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2
Grootheden en eenheden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Les 1 Temperatuur
  • Je kent referentiematen voor temperatuur en kunt daarmee schattend rekenen.
  • Je kunt precies rekenen met eenheden voor temperatuur.
  • Je kunt bronnen waar de temperatuur in voorkomt aflezen en interpreteren

Slide 5 - Slide

Welke eenheden horen bij de grootheid temperatuur?

Slide 6 - Mind map

Celsius
In Nederland wordt temperatuur aangegeven door een aantal graden Celcius. Bij een temperatuur onder 0 vriest het bijvoorbeeld -3. Hoe verder een negatief getal van 0 af ligt , hoe kouder het is

Slide 7 - Slide

Fahrenheit, wat kan je hierover vinden?

Slide 8 - Open question

Fahrenheit
Fahrenheit is een eenheid om temperatuur aan te geven die vooral in Amerika wordt gebruikt. Meneer Fahrenheit stelde het vriespunt van water bijvoorbeeld gelijk aan 32 graden. Een zomerse dag van 25 °C is in Amerika 77 °F. 

Slide 9 - Slide

Kelvin, wat kan je hierover vinden?

Slide 10 - Open question

Kelvin
In de wetenschap wordt vooral gewerkt met Kelvin. Dat is weer een andere eenheid van temperatuur. ,
Het is 0 Kelvin als het zo koud is, dat het niet kouder meer kan worden (dit is bij -273 graden). 
Dat betekent dus ook dat er geen negatieve temperaturen zijn bij Kelvin

Slide 11 - Slide

Bekende temperaturen

Slide 12 - Slide

Gemiddelde temperatuur bij seizoen
Herfst
Zomer
Winter
Lente
17,5°C
11°C
4°C
10°C

Slide 13 - Drag question

Verschil in temperatuur berekenen
  1. Twee positieve temperaturen: Hoogste temperatuur - laagste temperatuur. 
  2. Eén positieve en één negatieve temperatuur: vergelijk eerst apart hoe ver het getal van 0 af ligt. Tel die getallen bij elkaar op. Verschil tussen -2,2 en 3,4 = 2,2 + 3,4 = 5,6
  3. Twee negatieve temperaturen: gebruik een getallenlijn en lees af. of bereken alsof het twee positieve getallen zijn.  Verschil tussen -2,9 en -5,2 = 5,2 -2,9 = 2,3

Slide 14 - Slide

Bereken het verschil in temperatuur.
Verschil tussen 17,5 °C en 6,3 °C =

Slide 15 - Open question

Bereken het verschil in temperatuur
Verschil tussen -3,6 en 4,8

Slide 16 - Open question

Hoe bereken je de gemiddelde temperatuur?

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

De koelinstallatie van het restaurant waar je werkt is stuk.
De temperatuur van de installatie is opgelopen, zie bron.
De temperatuur stijgt met 0,35 °C per uur.
Volgens de Warenwet mag je bederfelijk voedsel niet bewaren
bij een temperatuur hoger dan 7 °C.
Het is nu vrijdagavond 23:00 uur.

Schat op welk tijdstip de koelinstallatie uiterlijk moet zijn
gerepareerd, zodat je de inhoud ervan kunt blijven bewaren.
A
6.00 uur
B
7.00 uur
C
8.00 uur
D
9.00 uur

Slide 19 - Quiz

Maken 2.1 Temperatuur & 2.2 Lengte

Slide 20 - Slide