20230118 VEZO321AK niveau 3 leerjaar 2 luisteren 2 v 2

Nederlands
VEZO321AK
18 januari 2023
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands
VEZO321AK
18 januari 2023

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Planning VEZO321AK

  • 11 januari 2023: luisteren 1v2: signaalwoorden, beeldspraak, woordbetekenis
  • 18 januari 2023: luisteren 2v2: signaalwoorden en woordraadstrategie
  • 25 januari 2023: betekenissen: spreekwoorden
  • 09 februari 2023: betekenissen: aaneenschrijven
  • 16 februari 2023: spelling – meervoudsvormen
  • 23 februari 2023: spelling – hoofdletters
  • 09 maart 2023: woordsoorten
  • 16 maart 2023: TOETS SPELLING








Slide 3 - Slide

Terugblik op 11-01:
  • Luisteren 1 van 2

Slide 4 - Slide

Tekstverbanden, signaalwoorden en kernzin
Tekstverband:  (pagina 146). Een tekst heeft structuur nodig om begrijpelijk en leesbaar te zijn. De volgorde van en de verbanden tussen de alinea's zijn daarbij heel belangrijk.

Signaalwoorden: (pagina 146). De signaalwoorden geven de lezer een teken, een signaal: tussen deze alinea's, zinnen of delen van zinnen bestaat een bepaald verband. Het signaalwoord helpt je om dat verband te herkennen.

Kernzin: (pagina 160). Dit is de zin in een alinea die het belangrijkste is. De andere zinnen staan in dienst van deze zin. Om een goede samenvatting te kunnen maken, moet je weten wat de kernzin van een alinea is. Meestal is de kernzin de eerste of de laatste zin van de alinea.

Slide 5 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden (pagina 146-150)
1. Tekstverband: Opsomming: er worden gelijksoortige dingen na elkaar benoemd.
Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, ten slotte, om te beginnen, bovendien, dan, daarna, daarnaast, eerst...dan, verder, niet alleen...maar ook, noch...noch, ook, tevens, toen, vervolgens, zowel...als.

2. Tekstverband: Toelichting, uitleg: er wordt een toelichting of uitleg gegeven. 
Signaalwoorden: dat betekend, dat houd in, dat wil zeggen, met andere woorden, op deze wijze/manier. 

3. Tekstverband: Tegenstelling: er worden twee of meerdere tegenovergestelde zaken of meningen genoemd.
Signaalwoorden: (al)hoewel, anders dan, daarentegen, daar staat tegenover dat, (desal) niettemin, doch, echter, enerzijds...anderzijds, in plaats van, in tegenstelling tot, integendeel, maar, of, ofschoon, toch, terwijl, weliswaar.

4. Tekstverband: Reden, verklaring: de schrijver legt een oorzaak van een verschijnsel of gebeurtenis uit.
Signaalwoorden: aangezien, daarom, immers, namelijk, omdat, want. 

Slide 6 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden (pagina 146-150)
5. Tekstverband: oorzaak - gevolg: er is iets gebeurd (oorzaak) wat er voor heeft gezorgd dat er iets anders gebeurde (gevolg). 
Signaalwoorden: aangezet door, daardoor, door, doordat, dus, gestimuleerd/geïnspireerd door, hierdoor, met als gevolg, naar aanleiding van, op het idee gebracht door, vanwege, wegens, zodoende.

6. Tekstverband: doel - middel: er worden in alinea's een doel en een middel om dat doel te bereiken benoemd.
Signaalwoorden: daartoe, door middel van, met als doel om, met behulp van, met het oog op, om, via, waarmee. 

7. Tekstverband: voorbeeld, bewijs: de schrijver geeft extra kracht aan wat hij vlak daarvoor gesteld heeft.
Signaalwoorden: als/ter illustratie, bijvoorbeeld, dat is het geval bij, denk maar aan, een voorbeeld daarvan is, kijk maar naar, zo, zoals. 

8. Tekstverband: voorwaarde: er wordt genoemd wat de voorwaarde is voor wat ervoor of erna wordt voorgesteld.
Signaalwoorden: aangenomen dat...dan, als, indien, in het geval dat, mits, op voorwaarde dat, stel dat...dan, tenzij, wanneer.

Slide 7 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden (pagina 146-150)
9. Tekstverband: Vergelijking: er worden twee of meer zaken met elkaar vergeleken. 
Signaalwoorden: als, dan, doet denken aan, evenals, net als, vergeleken met, zoals, zo...als.

10. Tekstverband: Samenvatting, conclusie: de schrijver herhaalt in het kort de hoofdpunten uit een tekst. 
Signaalwoorden: alles bij elkaar genomen, al met al, concluderend, dan ook, de slotsom is, dus, kortom, om kort te gaan, samenvattend.  

Slide 8 - Slide

Lesdoelen 18-01
  • Luisteren 2 van 2

Slide 9 - Slide

Genzen
Woordbetekenis
Woordbetekenis = woordraadstrategie

Slide 10 - Slide

Trottoir

Slide 11 - Slide

Woordraadstrategie 
  • Trottoir
  1.  Zoek naar een synoniem 

    Trottoir = voetpad

Slide 12 - Slide

Woordraadstrategie 
  • Trottoir
 2. Zoek naar de betekenis

3. Zoek een voorbeeld

Slide 13 - Slide

Woordraadstrategie 
  • Trottoir
4. Zoek naar een tegenstelling

Trottoir --> zandweg 


Slide 14 - Slide

Woordraadstrategie 
  • Trottoir
5. Zoek naar een bekend woorddeel in het woord

Trottoir heeft geen bekend woorddeel
onnodig --> on = niet

Slide 15 - Slide

Woordraadstrategie 
  • Trottoir
6. Zoek in het woordenboek en kies welke het beste past

Betekenis 'trottoir' 
trot·toir (het; o; meervoud: trottoirs)
1. verhoogd en bestraat voetpad langs een straat; = stoep

Slide 16 - Slide

Woordraadstrategie 
  • Trottoir
7. Bekijk de verdere
informatie: afbeelding


Slide 17 - Slide

Waarom?
  • Alle onderdelen Nederlands
  • Mentale lexicon

Slide 18 - Slide

Waarom?

Slide 19 - Slide

Waarom?

Slide 20 - Slide

Waarom?

Slide 21 - Slide

woordraadstrategie
  1.  Zoek naar een synoniem: Trottoir = voetpad
  2.  Zoek naar de betekenis
  3.  Zoek een voorbeeld
  4. Zoek naar een tegenstelling: Trottoir --> zandweg
  5. Zoek naar een bekend woorddeel in het woord
  6. Zoek in het woordenboek en kies welke het beste past
  7. Bekijk de verdere informatie


Slide 22 - Slide

Terugblik
  • Luisteren 2 van 2

Slide 23 - Slide