OEFENEN EN HERHALING LEZEN H5+H6

TOETS LEZEN H5+6 
Woensdag 17 mei 2023

Leer de theorie:
van H1-6
Check de 'ik kan/ ik weet'
van H1-6
Check je schrift met eventuele aantekeningen
check ook je samenvatting

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

TOETS LEZEN H5+6 
Woensdag 17 mei 2023

Leer de theorie:
van H1-6
Check de 'ik kan/ ik weet'
van H1-6
Check je schrift met eventuele aantekeningen
check ook je samenvatting

Slide 1 - Slide

Na deze les kan ik:
- het verschil opnoemen tussen feiten en meningen, uitleggen wat een argument is en met welk signaalwoord het argument is aangegeven.

- in een tekst het onderwerp, de hoofdgedachte, de mening van de schrijver, het doel en aan de hand van signaalwoorden, het tekstverband aangeven'.

Slide 2 - Slide

Je kunt een tekstverband herkennen aan een signaalwoord. Bijvoorbeeld: maar = tegenstellend tekstverband
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Wat is geen tegenstellend tekstverband?
A
maar
B
ook
C
echter
D
daarentegen

Slide 4 - Quiz

Wat is geen tekstverband?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
voorbeeld
D
doel

Slide 5 - Quiz

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 6 - Quiz

Welk signaalwoord past er bij het
tekstverband: OPSOMMING
A
nog steeds
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 7 - Quiz

Wat is een tekstverband?
A
Een pleister voor een tekst
B
Hetzelfde als een tussenkopje
C
Een signaalwoord
D
Wat zinnen met elkaar te maken hebben

Slide 8 - Quiz


Zoek het tekstverband:
Vroeger hield hij van pasta, maar tegenwoordig houdt hij meer van pizza.n.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologie
D
toelichting

Slide 9 - Quiz

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
toelichtend
C
tegenstellend
D
chronologisch

Slide 10 - Quiz

Signaalwoord ’echter’ of 'toch' verwijst naar het tekstverband:
A
opsommend
B
tegenstellend
C
oorzakelijk
D
reden

Slide 11 - Quiz


Zoek het tekstverband:
Hij houdt van pannenkoeken, maar niet van pizza.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
uitleggend

Slide 12 - Quiz

Ik weet wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn.
A
Ja
B
Nee
C
Beetje

Slide 13 - Quiz

WEET JE HET NOG?
- Onderwerp waar gaat de tekst over in een paar woorden.
- Hoofdgedachte één zin met belangrijkste over het onderwerp
- Woordraadstrategieën    synoniem, omschrijving, tegenstelling, voorbeeld, bekend woorddeel woordenboek
- Signaalwoorden voegwoorden die een tekstverband aangeven
- Tekstverbanden opsomming, tegenstelling, reden, tijd, ...
- Doel  activeren, adviseren, amuseren, informeren, inspireren, instrueren 
                                                                                                                             en overtuigen



Slide 14 - Slide

Stappenplan voor tekstbegrip
1. Kijk naar de tekst: titel, tussenkopjes, bron.
2. Lees globaal => eerste zinnen alinea's.
3. Lees precies => zorg dat je alles begrijpt! 
4. Formuleer de hoofdgedachte.
5. Onderstreep signaalwoorden. 
6. Koppel het tekstverband.
wat vindt de schrijver eigenlijk
wat is het doel van de tekst?
wat vind jij?
mening + argument

Slide 15 - Slide

Feit, mening en argument
Feit: is te controleren

Mening: is niet te controleren, kan per persoon verschillend zijn.

Argument: uitleg en/of onderbouwing van de mening.

Slide 16 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
1. opsomming       verder, ten eerste/tweede, ook
2. tegenstelling    maar, toch, echter, hoewel
3. reden                    want, omdat, dus, doordat
4. voorwaarde        als, tenzij, mits
5. tijd                          eerst, voordat, daarna, nu

Slide 17 - Slide