Periode 3 les 3 poser des questions

1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Acheter des vêtements

Slide 2 - Slide

Les couleurs

Slide 3 - Mind map

les vêtements

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Hoe vraag je: houd jij van sportschoenen?
A
Tu aimes les baskets?
B
Aimes-tu les baskets?
C
Est-ce que tu aimes les baskets?

Slide 10 - Quiz

Kan je de vraag: Tu achêtes ce pantalon? Ook anders stellen?
A
Ja: achètes-tu ce pantalon?
B
Nee: dat kan niet met 'tu'

Slide 11 - Quiz

Hoe vraag je: kopen jullie de broek?
Als je meerdere manieren weet...

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Maak de juiste combinaties van de vraagwoorden.
wie
wat
waar
wanneer
hoe
hoe veel
combien
qui
qu'est-ce que/ qu'est-ce qui
quand
comment

Slide 14 - Drag question

Welk vraagwoord zoeken we?
..... tu t'appelles? Je m'appelle Robin.
A
combien
B
comment
C
quand
D

Slide 15 - Quiz

Welk vraagwoord zoeken we?
Tu habites ....? à Eindhoven.
A
combien
B
comment
C
quand
D

Slide 16 - Quiz

Welk vraagwoord zoeken we?
.... ça coûte? Dix euros.
A
combien
B
comment
C
quand
D

Slide 17 - Quiz

Welk vraagwoord zoeken we?
Ton anniversaire est ....? C'est le 5 mars.
A
combien
B
comment
C
quand
D

Slide 18 - Quiz

Welk vraagwoord zoeken we?
C'est ....? C'est ta tante Sylvia.
A
que
B
comment
C
quand
D
qui

Slide 19 - Quiz

Réagir à une question
Tu vas parler dans une boutique de vêtements
Le but: tu peux te débrouiller dans un magasin


Slide 20 - Slide

Welke zin hoort bij wie?
Client
Vendeur
Vous desirez?
Voilà un pantalon, qu'est-ce que vous trouvez?
Vous faites quelle taille?
Où est la cabine d'essayage?
Je cherche un pantalon pour mon travail.
Je fais du 42.
La cabine d'essayage est au fond. 
Ce n'est pas trop petit?

Slide 21 - Drag question

De paskamer is achterin.
Waar is de paskamer?
Wat is uw maat?
Ik zoek een broek voor mijn werk.
Ik heb maat 42.
Wat wenst u? Kan ik u helpen?
Is het niet te klein?
En deze broek, wat vindt u?
Vous desirez?
Voilà un pantalon, qu'est-ce que vous trouvez?
Vous faites quelle taille?
Où est la cabine d'essayage?
Je cherche un pantalon pour mon travail.
Je fais du 42.
La cabine d'essayage est au fond. 
Ce n'est pas trop petit?

Slide 22 - Drag question

Zet in de goede volgorde...
Hallo, kan ik u helpen?
Ik heb maat 38.
Ik hou van zwart.
Welke kleur wilt u?
Hoe duur is het?
Welke maat heeft u?
Het kost 100 euro.
Ik zoek een jurk voor een feest.
Bonjour, je peux vous aider?
Vous faites quelle taille?
Quelle couleur voulez vous?
Je fais du 38.
Je cherche une robe pour une fête.
Ça fait combien?
Ça fait 100 euros. 
J'aime le noir.

Slide 23 - Drag question

Finalement
  • Au travail

  • Fais tâche 3

Slide 24 - Slide

Tot hoever ben je gekomen met het maken van de weektaak?

Slide 25 - Open question

Heb je je woordenlijsten af?

Slide 26 - Open question

Ga je nog de sneeuw in?

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Link