1vwo H5: samenvatting grammaire

H5: Magasins et boutiques  herhaling
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Getallen
  • Aller + Futur proche
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

H5: Magasins et boutiques  herhaling
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Getallen
  • Aller + Futur proche

Slide 1 - Slide

Het bijvoeglijk naawoord

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Bijvoeglijk naamwoord 
Stappenplan
  1. Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
  2. Waar zegt het wat van? 
  3. ZNW: m/v, enk/mw
  4. Schema: 

Slide 4 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord 
  • le pantalon gris (m/enk)
  • les pantalons gris (m/mv) --> + s
  • les pantalons griss
  • les pantalons grisS
  •  Dus geen extra S erachter!

Slide 5 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord 
  • la jupe jaune(v/enk)
  • la jupe jaune (v/enk) --> + e
  • la jupe jauneE
  • la jupe jauneE
  •  Dus geen extra E erachter!
  • Kan wel bij la jupe préféréE

Slide 6 - Slide

Samengevat: het bijvoeglijk naamwoord
Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord
  • Stappenplan
  1. Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
  2. Waar zegt het wat van? 
  3. ZNW: m/v, enk/mw
  4. Schema: 

  • geen extra 's' als er al een staat
  • geen extra 'e' als er al een staat

Slide 7 - Slide

les jupes préférées
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

la petit fille
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

les jolies maisons
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Les nombres

Slide 11 - Slide

Wat moet je weten.... 
  • 1 t/m 20
  • tientallen
  • -1 --> ET, behalve bij 81/91
  • -2t/m- 9 --> -
  • 100 = cent -->  deux cents
  • 1000 = mille (--> nooit een s!)
  • "S" gaat weg zodra er wat achter komt!

Slide 12 - Slide

Tientallen

  • 10 = dix
  • 20 = vingt
  • 30 = trente
  • 40 = quarante
  • 50 = cinquante
  • 60 = soixante
vanaf 70...... 



  • 70 = soixante-dix
  •        = 60+10
  • 80 = quatre-vingts
  •        = 4x20
  • 90 = quatre-vingt-dix
  •        = 4x20+10

Slide 13 - Slide

1399
A
mille deux cent quatre-vingt-neuf
B
treize quatre-vingts-neuf
C
mille trois cent quatre-vingt-dix-neuf
D
mille trois cent quatre-vingt-dix-huit

Slide 14 - Quiz

deux mille cinq cent cinquante-trois

Slide 15 - Open question

Aller + futur proche

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Onregelmatig werkwoord: Aller = gaan
  • je vais            =  ik ga
  • tu vas             = jij gaat
  • il va                = hij gaat
  • elle va            = zij gaat
  • on va              = men gaat/ we gaan
  • nous allons     = wij gaan
  • vous allez       = jullie gaan/ u gaat
  • ils vont           = zij gaan
  • elles vont       = zij gaan

Slide 18 - Slide

ALLER
je
tu
elle
nous
vous
ils
vais
vas
va
allons
allez
vont

Slide 19 - Drag question

Futur proche= toekomende tijd

Iets in de toekomst zeggen, daar gebruik je het werkwoord 'aller'= 'gaan' voor:

  • Ik ga dansen.
  • Jullie gaan Frans praten
  • zij gaan werken.
  • Zij gaan een rondje lopen.

Slide 20 - Slide

Fransen hebben een andere volgorde:
alle werkwoorden bij elkaar!
  • Ik ga dansen.
  • Jullie gaan praten Frans 
  • zij gaan werken.
  • Zij gaan lopen een rondje.

  • onderwerp + pv (= goede vorm aller) + hele ww + rest
  • Je                    vais                                   danser
  • Vous                allez                                 parler      français. 

Slide 21 - Slide

Aller + Futur Proche
  • Leer het werkwoord 'aller' heel goed.
  • Als je iets in de toekomst wilt zeggen heb je in het Frans een andere woordvolgorde:
  • onderwerp + pv (= goede vorm aller) + hele ww + rest


Slide 22 - Slide