• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
‹Return to search

2 BKT 1 Consumeren is kiezen

Economie
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Economie

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

Paragraaf 1: Consumeren is kiezen

Slide 2 - Slide

Vandaag

Hoofdstuk 2 paragraaf 1
Vragen beantwoorden
Huiswerk

Slide 3 - Slide

Doel 2.1:
  • Ik kan aangeven wat behoeften zijn.
  • Ik kan uitleggen wat produceren is.
  • Ik kan uitleggen wat consumeren is.
  • Ik kan uitleggen dat consumeren beperkt wordt door schaarste in middelen en schaarste in tijd.

Slide 4 - Slide

Begrip: behoefte
Behoefte: alles wat je nodig hebt of wat je graag wil.

Slide 5 - Slide

Behoefte bevredigen door.
- iets wat je mist zelf te produceren
- iets wat je mist te kopen

Dit heet consumeren

Slide 6 - Slide

Consumeren
Het bevredigen van behoeften door: 
 - iets te kopen 
- iets te doen

Slide 7 - Slide

Produceren
Om consumeren mogelijk te maken, moeten bedrijven of personen iets doen. 
Bedrijven: produceren kost geld (betaalde productie)
Gezinnen: produceren is gratis (onbetaalde productie)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Doel 2.1:
  • Ik kan aangeven wat behoeften zijn.
  • Ik kan uitleggen wat produceren is.
  • Ik kan uitleggen wat consumeren is.
  • Ik kan uitleggen dat consumeren beperkt wordt door schaarste in middelen en schaarste in tijd.

Slide 10 - Slide

Afronden
  • als je op gehele getallen afrond, let op het 1e cijfer achter de komma
  • als je op 1 cijfer achter de komma afrond, let je op het 2e cijfer achter de komma
  • etc.....
Als het cijfer een 4 of lager is, naar beneden afronden
Als het cijfer een 5 of hoger is, naar boven afronden

Slide 11 - Slide

Rekentrainer
B: Afronden
T: Rente berekenen

Slide 12 - Slide

Rond af
4,5749

Rond af op 1 decimaal
Rond af op 2 decimalen

Slide 13 - Slide

Afronden
€ 79,998 wordt
A
€ 79,99
B
€ 80,00
C
€ 81
D
€ 79

Slide 14 - Quiz

Afronden
€ 4,53529 wordt
A
€ 4,5352
B
€ 4,54
C
€ 4,53
D
€ 4,535

Slide 15 - Quiz

Afronden
€ 4,5799 wordt
A
€ 4,57
B
€ 4,59
C
€ 4,56
D
€ 4,58

Slide 16 - Quiz

Rente berekenen
Het spaarbedrag : 100 × rentepercentage = rentebedrag per jaar
• Bereken eerst het rentebedrag per jaar.
• Reken daarna het rentebedrag om naar de juiste periode.


Voorbeeld: Leonie heeft € 500 op haar spaarrekening. Na een jaar krijgt ze 3 procent rente. 
Dat is € 500 : 100 × 3 = € 15 per jaar.
Dat is in 3 maanden € 15 : 12 × 3 = € 3,75.

Slide 17 - Slide

Maken Hoofdstuk 2 paragraaf 1
opdracht: 1 t/m 5
Pagina 40 en 41 of online




Aan de slag

Slide 18 - Slide

Hoe reken je een (rente)bedrag uit?

Bedrag : 100 x percentage = (rente)bedrag

Slide 19 - Slide

Bas heeft €2.000 op een spaarrekening gezet. Hij krijgt 2% rente. Hoeveel rente ontvangt hij?
A
€4
B
€20
C
€40
D
€400

Slide 20 - Quiz

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 21 - Slide

H2 Thuis en buitenshuis
 
Paragraaf 2 KT: Een etentje thuis
Dit heb ik klaar liggen:
  • pen, 
  • papier
  • rekenmachine 

Slide 22 - Slide

Doel 2.2:
  • B: Ik kan de waarde uitrekenen van productie thuis.
  • KT: Ik kan de verschillen tussen betaalde en onbetaalde productie benoemen.
  • KT: Ik kan aangeven wat er nodig is voor de productie.

Slide 23 - Slide

Productie
We maken onderscheid tussen:
- Betaalde productie, iets doen of maken tegen betaling
- Onbetaalde prodcutie, iets doen of maken zonder betaald te worden

Slide 24 - Slide

Onbetaalde productie
productie thuis zoals:
- eten koken
- de was doen
- kinderen verzorgen
- fiets repareren

Je produceert voor je eigen behoefte of voor elkaars (gezin)

Slide 25 - Slide

Productie uitbesteden

  • Je moet ervoor betalen
  • Je hebt er vaak geen zin in
  • Je hebt er geen tijd voor
Productie thuis

  • Het is (vaak) gratis
  • Het is makkelijk
  • Je hebt wel tijd/zin om het te doen
Het verschil tussen de kosten productie bedrijf en eigen productie = waarde productie thuis

Slide 26 - Slide

Productiefactoren
Arbeid = noodzakelijke arbeid voor de productie

Kapitaal = huisvesting, machines, transportmiddelen

Natuur = grondstoffen en energie 
                            voor productie

Slide 27 - Slide

Maken Hoofdstuk 2 paragraaf 2
opdracht: 6 t/m 12
Pagina 46 en 47




Huiswerk : 14 november 8e uur

Slide 28 - Slide

More lessons like this

Klas 2ABCD H2.1 1 Consumeren is kiezen

November 2024 - Lesson with 22 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

01. 2BKT 2.1 Consumeren is kiezen (14-10-24)

December 2019 - Lesson with 20 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

2.2 Een etentje thuis

July 2024 - Lesson with 17 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

08. 2BKGT H2 laatste les (12-11-24)

November 2023 - Lesson with 42 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3,5

Paragraaf 1 Consumeren is kiezen

September 2021 - Lesson with 20 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Paragraaf 1 Consumeren is kiezen

July 2023 - Lesson with 21 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Paragraaf 1 Consumeren is kiezen

July 2023 - Lesson with 22 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Paragraaf 1 Consumeren is kiezen

November 2021 - Lesson with 22 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings