Mozaiek Oorlog en Crisis - afsluiting

Lesopzet
K: presentatie hoofdstuk 3, afsluiting
Z: maken hoofdstuk 3, afsluiting (helemaal)
Klaar? Ga verder met je studiewijzer.

1 / 29
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesopzet
K: presentatie hoofdstuk 3, afsluiting
Z: maken hoofdstuk 3, afsluiting (helemaal)
Klaar? Ga verder met je studiewijzer.

Slide 1 - Slide

Vorige keer...
Je kunt onderscheid maken tussen:
  • politiek - bestuurlijke
  • sociale
  • economische 
  • culturele
oorzaken en gevolgen.

Slide 2 - Slide

Politiek-bestuurlijk:

  • Alles wat te maken heeft met hoe in een land de macht verdeeld is. 
  • Hoe het bestuur georganiseerd is. 
  • Hoe wetten gemaakt en gecontroleerd worden. 

Slide 3 - Slide

Sociaal:

  • Alles wat te maken heeft met verschillen tussen groepen mensen in rijkdom, macht en aanzien. 

Slide 4 - Slide

Economisch:

  • Alles wat te maken heeft met de manier waarop mensen in hun levensonderhoud voorzien. 

Slide 5 - Slide

Cultureel

  • Alles wat te maken heeft met ideeën van mensen, hun gewoontes, hun geloof, kunst en wetenschap. 

Slide 6 - Slide

Deze keer...
Je hebt de stof van de toets herhaald en ermee geoefend. 

Slide 7 - Slide

paragraaf 1
  • oorzaken eerste wereldoorlog
  • moderne oorlog
  • waarom verloor Duitsland 

Slide 8 - Slide

Dit is een foto van een wapenfabriek uit de Eerste Wereldoorlog.

Van welke oorzaak van de Eerste Wereldoorlog is dit een voorbeeld?
A
Bondgenootschappen
B
Nationalisme
C
Modern imperialisme
D
Wapenwedloop

Slide 9 - Quiz

Wat was de aanleiding van de Eerste Wereldoorlog?
A
Von Schlieffenplan
B
Loopgravenoorlog
C
Zimmermantelegram
D
Moord op Franz Ferdinand

Slide 10 - Quiz

Welk wapen hoort NIET bij moderne oorlogsvoering?
A
Gifgas
B
Bajonet
C
Sterke kanonnen
D
Mitrailleur

Slide 11 - Quiz

Waarom verloor Duitsland de oorlog?
A
Tekort aan wapens en soldaten.
B
Duitse soldaten gingen massaal staken.
C
Rusland viel Duitsland in de rug aan.
D
De VS ging tegen Duitsland vechten.

Slide 12 - Quiz

paragraaf 2
  • Waarom mensen in Rusland in opstand kwamen. 
  • Wat de communisten veranderden.
  • Hoe de Sovjet-Unie een dictatuur werd. 

Slide 13 - Slide

Wat wilden de communisten?
A
Landbouwgrond naar de boeren
B
Fabrieken naar de boeren.
C
Fabrieken naar de arbeiders
D
Fabrieken en landbouwgrond naar de Tsaar.

Slide 14 - Quiz

Bij een planeconomie...
A
..staat winst voorop.
B
..bepaalt de regering hoeveel er gemaakt wordt.
C
..zijn de boeren baas over de fabriek.
D
..is vraag en aanbod erg belangrijk.

Slide 15 - Quiz


Je ziet hier een voorbeeld van propaganda
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Door het communisme werd onderwijs, openbaar vervoer en gezondheidszorg gratis.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Welk kenmerk hoort bij een dictatuur?
A
De bevolking mag demonstreren als ze het ergens niet mee eens zijn.
B
Tegenstanders van het bestuur kunnen hun mening vrijuit geven.
C
De bevolking heeft geen invloed op het bestuur.
D
Er zijn meerdere partijen waarop mensen kunnen stemmen.

Slide 18 - Quiz

paragraaf 3
  • Hoe Duitsland werd gestraft.
  • Hoe de VS een consumptiemaatschappij werd. 
  • Wat de gevolgen waren van de economische  crisis.

Slide 19 - Slide

Wat was GEEN straf voor Duitsland?
A
132 miljard mark in goud betalen aan de geallieerden.
B
Inleveren van de koloniën.
C
Het leger moest volledig weg.
D
Duitsland kreeg de schuld van de oorlog.

Slide 20 - Quiz

Welk product past goed bij een consumptiemaatschappij?
A
auto
B
brood
C
huis
D
water

Slide 21 - Quiz

Een aandeel is een stukje van een bedrijf.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Wat gebeurde NIET?

Door de crisis...
A
Werden mensen ontslagen.
B
Verkochten fabrieken minder.
C
Gingen banken failliet.
D
Werd er meer geëxporteerd naar Europa.

Slide 23 - Quiz

paragraaf 4
  • Gevolgen van de crisis voor Europa.
  • 4 kenmerken van het fascisme.
  • Waarom fascisme na 1929 groeide.

Slide 24 - Slide

Waarom was de crisis in Europa ook merkbaar?
A
Amerikaanse bedrijven verkochten geen spullen meer aan Europa.
B
De VS en Europa handelden veel met elkaar.
C
Er was in Europa net een oorlog geweest.
D
Europa had veel geld uitgeleend aan de VS.

Slide 25 - Quiz

Wat past goed bij fascisme?
A
De leider doet wat de bevolking wil.
B
Het volk moet een eenheid zijn. Geen ruimte voor een andere mening.
C
Als je andere landen respecteert, respecteren ze ons land ook.
D
In uitzonderlijke gevallen is geweld toegestaan.

Slide 26 - Quiz

Waarom werd fascisme na 1929 populair?
A
Joden zorgden voor veel overlast in Duitsland.
B
Democratische partijen bleken corrupt te zijn.
C
Leiders beloofden een oplossing voor de economisch crisis.
D
Alleen de rijken mochten stemmen.

Slide 27 - Quiz

Deze keer...
Je hebt de stof van de toets herhaald en ermee geoefend. 

Slide 28 - Slide

Lesopzet
K: presentatie hoofdstuk 3, afsluiting
Z: maken hoofdstuk 3, afsluiting (helemaal)
begin op blz. 180
Klaar? Ga verder met je studiewijzer.

timer
1:00

Slide 29 - Slide