H1 Woordbetekenissen zoeken

Nederlands 14-9
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons weg
  2. Periode 1 
  3. Theorie Woordenschat H1
  4. Zelfstandig werken
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 14-9
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons weg
  2. Periode 1 
  3. Theorie Woordenschat H1
  4. Zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Periode 1
Week 37 Woordenschat H1 
Week 38: Activiteitenweek
Week 39: Woordenschat H2 
Week 40: Woordenschat H3 + toets
Week 41: Lezen H1
Week 42: Lezen H2 

 

Week 43: Vakantie
Week 44: Lezen H3
Week 45: PWW

Slide 2 - Slide

Woordenschat
In je hoofd heb je een denkbeeldige schat
met alle woorden die je kent. 

Gedurende je ouder wordt, leer je steeds 
meer woorden.

Slide 3 - Slide

Onbekend woord
Als je een onbekend woord tegenkomt, kun je vijf dingen doen:
  1. Synoniem zoeken
  2. Betekenis zoeken
  3. Voorbeeld zoeken
  4. Tegenstelling zoeken
  5. Bekend woorddeel in het onbekende woord zoeken

Slide 4 - Slide

Synoniem 
Twee verschillende woorden met dezelfde betekenis

Slide 5 - Slide

Synoniem
Schiermonnikoog heeft een rijke flora en fauna, maar we hadden geen zin om naar die planten en dieren te kijken.

  • Flora en fauna = planten en dieren

Slide 6 - Slide

Betekenis zoeken
Je gaat op zoek naar de betekenis van het onbekende woord door terug- of vooruit te lezen.

Tijdens het jutten na de storm zochten we allerlei overblijfselen op het strand.

  • Jutten = zoeken naar overblijfselen/spullen op het strand

Slide 7 - Slide

Voorbeeld zoeken
In de tekst ga je op zoek naar een voorbeeld. Dit doe je door vooruit- of terug te lezen. Let op de volgende woorden: bijvoorbeeld, als, zoals

We zochten naar overblijfselen op het strand, zoals resten van boten, scheepstouwen en visnetten.
  • overblijfselen = resten van spullen/spullen die zijn overgebleven

Slide 8 - Slide

Tegenstelling zoeken
In de tekst ga je op zoek naar een tegenstelling. Dat zijn twee woorden die het tegenovergestelde van elkaar zijn.

's Nachts was het ijskoud, maar overdag was het stikheet.

  • Stikheet = heel erg warm.

Slide 9 - Slide

Bekend woorddeel
In het onbekende woord ga je op zoek naar een woord dat je wel kent. Met het bekende woord ga je kijken of je de betekenis kan raden. 

We hebben in het donker over een bijna onbegaanbaar pad gewandeld.
  • onbegaanbaar = niet begaanbaar/moeilijk te bewandelen.

Slide 10 - Slide

Woordraadstrategieën
Als je een onbekend woord tegenkomt in de tekst, dan maak je gebruik van de vijf woordraadstrategieën.
  1. Synoniem zoeken
  2. Betekenis zoeken
  3. Voorbeeld zoeken
  4. Tegenstelling zoeken
  5. Bekend woorddeel zoeken

Doe dit eerst, voordat je om hulp vraagt of het woord gaat opzoeken. 

Slide 11 - Slide

Opdrachten maken
Je maakt de volgende opdrachten:
Basis: 1 t/m 9 op blz. 28-33
Kader: 1 t/m 9 op blz. 24-27

De eerste 10 minuten werken we in stilte. Vragen? Steek je hand op en wacht rustig totdat ik bij je kom.
Deze opdrachten zijn af voor de les van aanstaande vrijdag 17-9.
timer
10:00

Slide 12 - Slide