Nieuwsbegrip week 23

Nieuwsbegrip week 17
Week 23
Het madeliefje: de eerste nationale bloem van Nederland
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Nieuwsbegrip week 17
Week 23
Het madeliefje: de eerste nationale bloem van Nederland

Slide 1 - Slide

In Nederland hadden we tot voor kort geen nationale bloem. Nu heeft Nederland ook een eigen bloem: het madeliefje.

Wat betekent tot voor kort?
A
pas over een hele tijd
B
tot een tijdje geleden
C
rond deze tijd

Slide 2 - Quiz

Menno Bentveld is de presentator van Vroege Vogels. In dat programma vertelt hij allerlei dingen over de natuur.

Wat betekent de presentator?
A
iemand die vaak naar de tv kijkt of naar de radio luistert terwijl hij sport
B
iemand die in een fabriek nieuwe tv’s en radio’s maakt voor zijn werk
C
iemand die op tv of op de radio praat tegen de mensen die kijken of luisteren

Slide 3 - Quiz

Om de nieuwe nationale bloem te kiezen, is er begonnen met een top 40. Hierin stonden de 40 bloemen die je in Nederland het meeste ziet.

Wat betekent de top ...?
A
de minst belangrijke ...
B
de belangrijkste ... , de beste ...
C
de onderste ..., de laagste ...

Slide 4 - Quiz

In de finale mochten mensen nog op 5 bloemen stemmen. Het werd een spannende strijd. Het madeliefje won.

Wat betekent de strijd?
A
het concert
B
de voorstelling
C
de wedstrijd

Slide 5 - Quiz

Het madeliefje heeft allerlei bijnamen. Het wordt ook wel meizoentje en grasbloem genoemd.

Wat betekent de bijnaam?
A
de achternaam, de naam van je vader of moeder die je krijgt bij je geboorte
B
de naam die iemand bij zijn geboorte heeft gekregen en die in zijn paspoort staat
C
de naam die niet de echte naam is, maar mensen noemen iets of iemand zo

Slide 6 - Quiz

Het madeliefje is heel sterk. Het kan zelfs op plekken groeien waar veel wordt gelopen.

Wat betekent sterk?
A
groot
B
mooi
C
stevig

Slide 7 - Quiz

Het schilderij van het madeliefje gaat door Nederland reizen. Waar het naartoe gaat weten we nog niet precies. Dat moeten we nog bedenken.

Wat betekent precies?
A
allemaal
B
helemaal
C
waarschijnlijk

Slide 8 - Quiz

De presentator struikelde over het snoer van de camera.

Welke woorden horen er bij de presentator?
A
op de sportclub – trainen, oefenen – de trainers en de sporters
B
op school – iets leren – de leerlingen, de meesters en de juffen
C
op de radio of de tv – praten tegen – de kijkers of de luisteraars

Slide 9 - Quiz

Tot voor kort at ik nooit asperges. Nu eet ik ze bijna elke week.

In welke zin is tot voor kort ook goed gebruikt?
A
Deze week kreeg ik een nieuwe fiets. Tot voor kort reed ik op een fiets die te klein was.
B
Ik ga zo met mijn vader naar de fietsenwinkel. Daar ga ik tot voor kort een nieuwe fiets uitzoeken.

Slide 10 - Quiz

de bijnaam
de strijd
de top ...
de presentator
de naam die niet de echte naam is, maar mensen noemen iets of iemand zo
de belangrijkste ... , de beste ...
de wedstrijd
iemand die op tv of radio praat tegen de mensen die kijken of luisteren

Slide 11 - Drag question

Er zijn twee goede antwoorden.

De rugzak van Siem is heel sterk.
Bij sterk denk je aan:
A
Stevig
B
Tot voor kort
C
helemaal
D
niet snel kapot

Slide 12 - Quiz

Welk woord past het beste op de open plek in de zin?

Joachim en Marcelle kunnen allebei goed tafeltennissen. In de pauze hadden zij een spannende …. Vandaag bleek Marcelle de beste te zijn!
A
strijd
B
presentator
C
top

Slide 13 - Quiz

Er zijn twee goede antwoorden.

Mirthe van den Bosch heeft prachtig rood haar. Ze lijkt op Ariël, de kleine zeemeermin. Wat zouden haar bijnamen kunnen zijn?
A
Van den Bosch
B
Mirthe
C
Zeemeermin
D
Ariël

Slide 14 - Quiz

precies
sterk
tot voor kort
stevig, niet snel kapotgaand
helemaal
tot een tijdje geleden

Slide 15 - Drag question

Welk woord past het beste op de open plek in de zin?

Kenny heeft dinsdagnacht een broertje gekregen. Hoe laat zijn broertje geboren is, is niet … bekend.
A
precies
B
sterk
C
tot voor kort

Slide 16 - Quiz

tot slot
sinds
een leven lang
Tijdens
overdag
jaarlijks
in de tijd van
Vanaf
Als laatste
ieder jaar
Zolang als je leeft
Als het dag is

Slide 17 - Drag question