Hoofdstuk 3 Water

Hoofdstuk 3 Water
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3 Water

Slide 1 - Slide

Mist bestaat uit heel kleine druppeltjes water. In welke fase is het water in de mist?
A
Het is een damp
B
Het is een gas
C
Het is een vaste stof
D
het is een vloeistof

Slide 2 - Quiz

Hoe noem je de fase-overgang waarbij water in gasvormige fase afkoelt tot ijzige aanslag op gras, bomen en planten?
A
Stollen
B
Rijpen
C
Sublimeren
D
Condenseren

Slide 3 - Quiz

De dichtheid van een
voorwerp is 0,58 g/cm^3. Wanneer je dit voorwerp op water plaatst, dan....
A
Drijft dit voorwerp
B
Zinkt dit voorwerp
C
Dat kun je niet zeggen

Slide 4 - Quiz

Wanneer lost suiker het beste op.
A
Als het water koud is
B
Het maakt niet uit of het warm of koud is
C
Als het water warm is
D
-

Slide 5 - Quiz

Zonder water kunnen we niet leven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat verdampt er als je een mengsel van water en zout gaat indampen?
A
De schaal
B
Het water
C
Het zout
D
De indampdeeltjes

Slide 7 - Quiz

Ons lichaam bestaat voor ... uit water
A
een tiende, 1/10, 10%
B
een kwart, 1/4, 25%
C
twee derde, 2/3, 66%
D
negen tiende, 9/10, 90%

Slide 8 - Quiz

Zuiver water kom je niet veel tegen in de natuur. Welk soort water is het zuiverst?
A
Het water in de zee
B
Het water in een sloot
C
Het water in een rivier
D
Regenwater

Slide 9 - Quiz

water uit de kraan is in de ..... fase
A
vaste
B
vloeibare
C
gas

Slide 10 - Quiz

De rijp op de takken in de winter is water in de ..... fase
A
vaste
B
vloeibare
C
gas

Slide 11 - Quiz

Bij welke temperatuur smelt water?
A
lager dan -1 °C
B
op 0 °C
C
hoger dan 0 °C
D
vanaf 5 °C

Slide 12 - Quiz

wanneer verdamp water
A
bij elke temperauur tussen 0°C en 100°C
B
alleen als de zon schijnt
C
alleen als het kookt
D
boven de 50°C

Slide 13 - Quiz

als water kookt en je doorgaat met verwarmen dan...
A
wordt het water warmer dan 100°C
B
gaat de temperatuur weer omlaag
C
blijft de temperatuur van het water 100°C

Slide 14 - Quiz

als water kookt, dan komt water in de :
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gasvormige fase

Slide 15 - Quiz

overgang van vloeibare fase naar vaste fase heet:
A
stolpunt (vriespunt bij water)
B
smeltpunt
C
kookpunt

Slide 16 - Quiz

Bezinken is op basis van...
A
Aanhechtingsvermogen
B
Dichtheid
C
Kookpunt
D
Oplosbaarheid

Slide 17 - Quiz

Wat is bezinken?
Bezinken is een manier om:

A
een opgeloste stof en een vloeistof van elkaar te scheiden.
B
een vaste stof en een vloeistof van elkaar te scheiden.
C
twee vaste stoffen van elkaar te scheiden.
D
twee vloeistoffen van elkaar te scheiden.

Slide 18 - Quiz

Kun je een suspensie scheiden door bezinken?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Een suspensie is een bepaald soort mengsel. Een suspensie is ...
A
Helder en altijd gekleurd
B
Helder en soms gekleurd
C
Troebel en altijd gekleurd
D
Troebel en soms gekleurd

Slide 20 - Quiz

wat is het verschil tussen een mengsel en een suspensie?
A
een mengsel is helder, een suspensie is gekleurd
B
een mengsel is gekleurd, een suspensie is troebel
C
een mengsel is helder, een suspensie is troebel
D
een mengsel is troebel, een suspensie is helder

Slide 21 - Quiz

Een suspensie is een soort mengsel. Wat is een voorbeeld van een suspensie?
A
Thee
B
Limonade
C
Sinaasappelsap
D
Zout water

Slide 22 - Quiz

Zijn de zinnen juist of onjuist?
I Een suspensie is altijd troebel.
II Een oplossing is altijd een mengsel.
A
Beide zinnen zijn juist
B
Zin I is onjuist, zin II is juist
C
Zin I is juist, zin II is onjuist
D
Beide zinnen zijn onjuist

Slide 23 - Quiz

Een suspensie is een mengsel.

Als je een suspensie door het juiste filter giet:

A
komt het residu door het filter heen.
B
blijft in het filter het residu achter.
C
is de vloeistof die door het filter heen komt nog steeds een suspensie.
D
blijft de oplossing in het filter achter.

Slide 24 - Quiz

Wat is de faseovergang bij 1?
A
condenseren
B
verdampen
C
smelten
D
stollen

Slide 25 - Quiz

Welke van deze is geen faseovergang
A
De regenplas droogt op
B
Het ijs smelt door de zon
C
Suiker lost op in water

Slide 26 - Quiz

Hoe heet faseovergang G?
A
stollen
B
smelten
C
rijpen
D
verdampen

Slide 27 - Quiz

Wat is een faseovergang?
A
Verandering van toestand van materie
B
Verandering van grootte van materie
C
Verandering van gewicht van materie
D
Verandering van kleur van materie

Slide 28 - Quiz

Welke faseovergang is dit?
A
Condenseren
B
Rijpen
C
Smelten
D
Stollen

Slide 29 - Quiz

Welke faseovergang is dit?
A
Condenseren
B
Rijpen
C
Smelten
D
Sublimeren

Slide 30 - Quiz

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 31 - Quiz

Welke faseovergang
is dit?
A
Verdampen
B
Vloeistof
C
Condenseren
D
Sublimeren

Slide 32 - Quiz

Hoe heet
faseovergang 1?
A
verdampen
B
smelten
C
rijpen
D
condenseren

Slide 33 - Quiz

Wat is deze faseovergang?
A
Rijpen
B
Verdampen
C
Stollen
D
Condenseren

Slide 34 - Quiz

Wat is deze faseovergang?
A
Vervluchtigen
B
Rijpen
C
Stollen
D
Condenseren

Slide 35 - Quiz

Sublimeren is een faseovergang van ...
A
Vast naar gas
B
Gas naar vast
C
Gas naar vloeibaar
D
Vloeibaar naar gas

Slide 36 - Quiz

Condenseren is de faseovergang van:
A
vast naar gasvormige
B
gasvormige naar vloeibaar
C
vloeibaar naar gasvormige
D
vloeibaar naar vast

Slide 37 - Quiz