P1, les 3 - NED GRAM 2F+3F

Periode 1, les 3 (NED 2F+3F)

Hoofdstuk 3: Werkwoordspelling
§ 3.2 Persoonsvorm in de verleden tijd
§ 3.3 Voltooid deelwoord (2F) of
§ 3.3 Voltooid en tegenwoordig deelwoord (3F)  

Online terug te vinden onder het kopje ‘Gram3’
 


1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Periode 1, les 3 (NED 2F+3F)

Hoofdstuk 3: Werkwoordspelling
§ 3.2 Persoonsvorm in de verleden tijd
§ 3.3 Voltooid deelwoord (2F) of
§ 3.3 Voltooid en tegenwoordig deelwoord (3F)  

Online terug te vinden onder het kopje ‘Gram3’
 


Slide 1 - Slide

Oefening lettermix

* Op de volgende slide staan een aantal gehusselde woorden. 
* Schrijf zo snel mogelijk alle woorden correct op.
* Bespreek daarna je antwoorden met één klasgenoot.      
* Heb je de juiste woorden opgeschreven?

Tip: het zijn woorden uit de vorige les!   




    

Slide 2 - Slide

Oefening lettermix
Welke woorden zijn dit?

                 1                                    2                                   3                                    4





    
timer
2:30

Slide 3 - Slide

Lesdoelen: 
§ 3.2 – Je spelt de persoonsvorm in de verleden tijd juist.
§ 3.3 – Je spelt het voltooid deelwoord juist, ook als je het als bijvoeglijk naamwoord gebruikt.

Venijnige woordendictee
De student oefent met de spelling van moeilijke horeca gerelateerde woorden.

Oefening lettermix
De student zetten gehusselde letters in de goede volgorde, hiermee komen enkele woorden uit les 2 nogmaals aan bod.


    

Slide 4 - Slide

Wat weet jij al over
'persoonsvormen in de vt
of het voltooid deelwoord'?

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank. Je schrijft ze zo eenvoudig mogelijk:
Enkelvoud
Tim wijst naar de etalage.
Ik koop nieuwe voetbalschoenen.
Tim wees naar de etalage.
Ik kocht nieuwe voetbalschoenen.
Meervoud
We lopen door het park.
Houden jullie geld over?
We liepen door het park.
Hielden jullie geld over?
Let op: in de verleden tijd krijgt een persoonsvorm van een sterk werkwoord nooit -dt, -dd- of -tt-.
§ 3.2 Persoonsvorm in de verleden tijd

Slide 7 - Slide

Bij zwakke werkwoorden maak je de verleden tijd door achter de ik-vorm -de(n) of -te(n) te zetten:
Enkelvoud
ik-vorm+te
ik-vorm+de
ik fiets+te
Rens antwoord+de
Meervoud
ik-vorm+ten
ik-vorm+den
wij wacht+ten
de mensen wandel+den
Heeft de persoonsvorm van een zwak werkwoord een ik-vorm op -d of -t? Dan krijgt de persoonsvorm in de verleden tijd dus -dd- of -tt-.

Slide 8 - Slide

Meestal hoor je wel of je -te(n) of -de(n) moet gebruiken. Twijfel je? Gebruik de letters t x f k s ch en p (’t ex-fokschaap):
1 bepaal wat het hele werkwoord is
2 haal -en van het werkwoord af
3 de laatste medeklinker die overblijft, zoek je op in ’t ex-fokschaap
4 > staat de medeklinker in ’t ex-fokschaap → schrijf: ik-vorm+te of ik-vorm+ten
> staat de medeklinker niet in ’t ex-fokschaap → schrijf: ik-vorm+de of ik-vorm+den

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Het voltooid deelwoord (vd) van sterke werkwoorden heeft soms een klinkerwisseling en eindigt vaak op -en: gezwommen, begonnen, gelezen.
Bij de zwakke werkwoorden hoor je vaak aan de verleden tijd of je ‘t’ of ‘d’ gebruikt: gebeurde – het is gebeurd (je hoort ‘d’).

Twijfel je? Gebruik de letters t x f k s ch en p (‘t ex-fokschaap):
* de letter voor -en in het hele werkwoord is t x f k s ch of p: gebruik -t
* de letter voor -en in het hele werkwoord is niet t x f k s ch of p: gebruik -d


§ 3.3 Voltooid deelwoord

Slide 12 - Slide

Voorbeelden (het voltooid deelwoord is onderstreept):

Marcella heeft de groenten gewokt. (wokken: k voor -en, dus ge+ik-vorm+t)
De vloer moet nog worden gedweild. (dweilen: I voor -en, dus ge+ik-vorm+d)
Heb jij hem dat beloofd? (beloven: v voor -en, dus ik-vorm+d)
geblusd of geblust?
blussen: ‘s’ hoo­rt bij ‘t ex-fok­schaap, dus geblust
ver­huisd of ver­huist?
ver­huizen: ‘z’ hoo­rt niet bij ‘t ex-fok­schaap, dus ver­huisd

Slide 13 - Slide

Het tegenwoordig deelwoord spel je met het hele werkwoord+d: werkend, slapend

Voorbeelden (het tegenwoordig deelwoord is onderstreept):
Op haar trouwdag zag Rosita er stralend uit.
Tom komt altijd lopend, maar Fred neemt liever de fiets.

Deelwoorden gebruik je ook als bijvoeglijk naamwoord: een spelend kind, de bestelde artikelen, de gevangen vis.
Spel een bijvoeglijk gebruikt deelwoord zo kort mogelijk (een vergrote foto en niet een vergrootte foto), tenzij de uitspraak daardoor verandert. In zulke gevallen voeg je wel een extra t of d in: het geschatte bedrag.

§ 3.3 Tegenwoordig deelwoord

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Hoe goed ben jij in spelling?
Laten we dat eens bekijken!

Welk woord is goed gespeld?
Antwoord zo goed en snel mogelijk.
Succes!


    

Slide 17 - Slide

1. Welk woord is goed gespeld?
A
appelbeignet
B
appelbijgnet
C
appel beignet
D
appel bijgnet

Slide 18 - Quiz

2. Welk woord is goed gespeld?
A
Arabicakoffie
B
arabicakoffie
C
Arabica koffie
D
arabica koffie

Slide 19 - Quiz

3. Welk woord is goed gespeld?
A
argmagnak
B
Argmagnak
C
armagnac
D
Armagnac

Slide 20 - Quiz

4. Welk woord is goed gespeld?
A
au bain marie
B
au-bain marie
C
au bain-Marie
D
au bain-marie

Slide 21 - Quiz

5. Welk woord is goed gespeld?
A
bacotje
B
baco’tje
C
bacootje
D
bacoo’tje

Slide 22 - Quiz

6. Welk woord is goed gespeld?
A
baguete
B
baguette
C
baquete
D
baquette

Slide 23 - Quiz

7. Welk woord is goed gespeld?
A
barbekue
B
barbecue
C
barbeque
D
barbique

Slide 24 - Quiz

8. Welk woord is goed gespeld?
A
bearnaisesaus
B
béarnaisesaus
C
bèarnaisesaus
D
bearnaise saus

Slide 25 - Quiz

9. Welk woord is goed gespeld?
A
Beaujolais
B
beaujolais
C
Bojolais
D
bojolais

Slide 26 - Quiz

10. Welk woord is goed gespeld?
A
Bechamelsaus
B
Béchamelsaus
C
bechamelsaus
D
béchamelsaus

Slide 27 - Quiz

Maak de volgende opdrachten op je Nu Nederlands online licentie (tabblad GRAM3):
 
2F – Gram/spell 3.2 Opdracht 1                        2F – Gram/spell 3.2 Extra opdracht 1 
2F – Gram/spell 3.2 Opdracht 2                           
2F – Gram/spell 3.2 Opdracht 3                          




    
2F niveau

Slide 28 - Slide

Maak de volgende opdrachten op je Nu Nederlands online licentie (tabblad GRAM3)

3F – Gram/spell 3.1 Opdracht 1                                 3F – Gram/spell 3.1 Opdracht 5 
3F – Gram/spell 3.1 Opdracht 2                                3F – Gram/spell 3.1 Extra opdracht 1 
3F – Gram/spell 3.1 Opdracht 4                         




    
3F niveau

Slide 29 - Slide

Wat vond je van deze les?
Hierna volgen er een aantal stellingen.
Kies steeds het antwoord dat het beste bij jou past.
Er is geen goed of fout antwoord. 

Slide 30 - Slide

De uitleg van deze les
was duidelijk voor mij.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 31 - Poll

Ik ben deze les actief bezig geweest.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 32 - Poll

Ik weet wat ik nu verder nog
moet doen en/of afmaken voor deze les.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 33 - Poll

Ik heb op dit moment geen vragen meer
over deze les.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 34 - Poll

Extra oefenen:

*Moeite met spelling?
Maak dan de oefeningen van Beter Spellen (niveau 2F + 3F).
Hier staan elke dag 4 nieuwe vragen.
Je kunt meteen controleren of jouw antwoorden goed/fout zijn en waarom!
 
*Heb je de theorie niet goed begrepen?
Bekijk bij Screencasts nogmaals de uitleg van deze paragraaf (3.2 PV in de verleden tijd; 3.3 Voltooid deelwoord (2F) of 3.3 Voltooid en tegenwoordig deelwoord (3F)).  

*Wil je extra oefenen met de lesstof?
Bij Trainers Werkwoordspelling vind je nog wat extra spellingsoefeningen die gericht zijn op wat je dit hoofdstuk hebt behandeld. Heel handig als je moeite hebt met werkwoordspelling dus!



Slide 35 - Slide