Spelling - aan elkaar of los t/m sommige-sommigen

Spelling
Uitleg: Aan elkaar of los?
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Spelling
Uitleg: Aan elkaar of los?

Slide 1 - Slide

Welk woord is juist gespeld?
A
Rode bessenjam
B
Spoedeisendehulp
C
Lange afstandsloper
D
Goedgehumeurd

Slide 2 - Quiz

Schrijf de volgende woorden aan elkaar:

  • Samenstellingen van twee of drie woorden: bagagedrager, fietspomp, hoogstnoodzakelijk, goedgehumeurd, langetermijnplanning
  • Samenstellingen van woorden die vaak met elkaar voorkomen en daardoor aan elkaar geschreven worden: lesgeven, koffiedrinken, theedrinken
  • Getallen tot duizend (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend: drieëntwintig, achthonderdtien, twintigduizend. Maar: drie miljoen, vijf miljard.
  • Combinaties van voorzetsels / voorzetsels en bijwoorden: voorin, dichtbij
  • Voornaamwoordelijke bijwoorden die bestaan uit er, hier, daar, waar + vz: eronderdoor, hiertegenover, daarover, waarheen, waarbij.

Slide 3 - Slide

Welk woord is juist gespeld?
A
viool spelen
B
bagage drager
C
erbovenop
D
achthonderd tien

Slide 4 - Quiz

Tips:
  • Tip 1: kijk of het woord één klemtoon heeft. Je schrijft een woord aan elkaar als het één klemtoon heeft: Zilveren ring – spreek je niet uit in één adem  vs. boekenplank – spreek je uit in één adem 
  • Tip 2: bekijk de onvervoegde vorm en benoem het hele werkwoord:
    er + naar + uit + kijken = ernaar uitkijken want uitkijken naar & er + van + uit + gaan = ervan uitgaan want uitgaan van  
  • Tip 3: kijk in de samenstelling of het eerste woord iets zegt over het laatste deel, of alleen over het eerste deel.: Lange afstandsloper – “lange” zegt iets over de afstand en niet over de loper  = langeafstandsloper.

Slide 5 - Slide

Tip 3
Dikke boekenschrijver?
Dikkeboeken schrijver?
Dikkeboekenschrijver?

1. Het woord dat los staat, zegt altijd iets over het hele woord dat erna staat. 
2. Zodra het woord vast wordt geschreven aan de samenstelling, zegt het enkel iets over het eerste deel van de samenstelling.

Slide 6 - Slide

Welk woord is juist gespeld?
A
erop uittrekken
B
erop uit trekken
C
er opuittrekken
D
eropuit trekken

Slide 7 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
(roest+vrij+stalen+pannen)
A
roest vrijstalenpannen
B
roestvrij stalenpannen
C
roestvrijstalen pannen
D
roest vrijstalenpannen

Slide 8 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
korte termijnplanning
B
korte termijn planning
C
kortetermijnplanning
D
kortetermijn planning

Slide 9 - Quiz

Aan elkaar of los
Voorgaande regel geldt niet voor voorzetsels die bij een samengesteld ww of znw horen:

Ik leg mijn armband daar op tafel. Daarginds staat een tafel en ik leg mijn armbanden daarop.

Hij zat erover in (inzitten) dat hij slechte cijfers had gehaald. Zie je die houten kist? Janneke zat erbovenop (zitten).

N.B.! Kijk dus altijd goed welke delen bij elkaar horen: wat hoort bij het werkwoord en/of wat bij het zelfstandige naamwoord?

Slide 10 - Slide

Kies de juiste spelling: Mijn fiets stond.... (meerdere antwoorden)
A
Dichtbij
B
Dichtbij de kerk
C
Dicht bij
D
Dicht bij de kerk

Slide 11 - Quiz

Aan de slag!
Les 1
1. Lees zelfstandig de theorie op p. 298-299 en maak opdracht 7 en 8 op p. 300.
2. Maak opdracht 2 t/m 4 op p. 302.
Les 2 in stilte
1. Afmaken huiswerk
2. Lezen in leesboek.

Slide 12 - Slide

Aan de slag!
Les 1: Maak opdracht 2 t/m 4 p. 289-291. Let op! Je schrijft de opdrachten helemaal uit in je schrift.  
-->geen muziek, overleggen mag
--> einde les nakijken, dus alles is af!

Klaar? Les 2: Pak een laptop. Ga naar de ELO. Kies 'leermiddelen', daarna 'Nieuw Nederlands'. 


Slide 13 - Slide

NN-digitaal
1. Past zich aan aan jouw niveau.
2. Ik kan meekijken met hoeveel je gedaan hebt.

Slide 14 - Slide

Instructies
1. Log in op Magister.
2. Ga naar 'leermiddelen'.
3. Kies 'Nederlands' en klik op hetgeen daarachter staat. 
4. Klik op 'volgende'.
5. Ga naar hoofdstuk 8 en klik het onderdeel aan waar jij nog mee wilt oefenen.

Slide 15 - Slide

Vandaag
Uitleg paragraaf 9 en 10
Zelfstandig werken

Slide 16 - Slide

Proefwerk
- 2 oktober
- weging 1x (totaal P1 = 3x)
- alle onderdelen van spelling t/m paragraaf 10

Slide 17 - Slide

Liggend streepje
  • Koppelteken
  • Afbreekteken
  • Weglating

Slide 18 - Slide

Liggend streepje - koppelteken I
Koppelteken:
  1. Om uitspraakproblemen te voorkomen (klinker-botsing): giro-overzicht, radio-omroep, studie-uren, mini-jurk.
  2. Naam van getrouwde vrouwen: Mevrouw De Groot-de Vries
  3. In woorden met voorvoegsels: adjunct-, aspirant-, aspirant-, collega-, ex-, interim-, niet-, non-, oud-. Collega-docent, adjunct-directeur
  4. Voor een hoofdletter: anti-Duits, oer-Hollands, on-Nederlands

Slide 19 - Slide

Welk woord is juist gespeld?
A
diploma-bijeenkomst
B
giro-rekening
C
arbodienst
D
pabo-student

Slide 20 - Quiz

Liggend streepje - koppelteken II
(5) In combinaties met titels en beroepen: geneesheer-directeur, tolk-vertaler
(6) Bij aardrijkskundige namen, of woorden die daarvan afgeleid zijn: Noord-Spanje, Zuid-Holland, Zuid-Hollander, Nieuw-Zeelandse.
(7) Bij letters, cijfers, andere tekens en of St of Sint/sint: dvd-speler, A4-papier, $-teken, Sint-Janskerk, VVD-kantoor.
(8) In woorden die anders onoverzichtelijk worden: kant-en-klaarmaaltijd, zwart-witfoto, hyena-vel, hand-en-spandiensten

Slide 21 - Slide

Kies de juiste spelling
A
anti-discriminatiewet
B
antidiscriminatie-wet
C
vwo-leerling
D
vwoleerling

Slide 22 - Quiz

Kies de juiste spelling.
A
Noord-oostlimburg
B
zwart-wit-foto
C
mede-oprichter
D
chef-kok

Slide 23 - Quiz

Liggend streepje - weglatingsteken

Zet een streepje op de plaats waar een deel van het woord is weggelaten: voor- en achterdeuren, binnen- en buitenland.

Maar: oude en nieuwe boeken.

Slide 24 - Slide

Kies de juiste spelling
A
vwo- en havo-leerlingen
B
vwo- en havoleerlingen
C
vwo leerlingen en havo leerlingen
D
vwo en havo-leerlingen

Slide 25 - Quiz

Kies de juiste spelling.
A
oude- en nieuwe wegen
B
Keel, neus en oorarts
C
autoin- en verkopers
D
carnavalsfeesten en - optochten

Slide 26 - Quiz

Welk woord is juist afgebroken? (Meerdere antwoorden juist)
A
ban-gste
B
konin-gin
C
koning-in
D
bang-ste

Slide 27 - Quiz

Aan de slag!
4H: Maak opdracht 16 t/m 21
4V: Maak opdracht 9 t/m 11 op p.176 t/m 178 

Slide 28 - Slide

Trema
Uitleg 
Zelfstandig werken

Slide 29 - Slide

Kies de juiste spelling:
A
Geölied
B
Electriciën
C
Geruïneerd
D
Geäutoriseerd

Slide 30 - Quiz

Trema
- Voorkomt spraakproblemen. Plaat je altijd op de eerste letter van de volgende lettergreep: geërgerd, drieën.
- Let op bij –eum, -iing, -cien en -ieus: museum, begroeiing, elektricien, dubieus.
- Let op bij –bea, geo-, beo: beantwoorden, geautoriseerd, beoefenen, geolied, maar geë-, geï-, geü-: geërgerd, geürineerd, geïrriteerd.

Slide 31 - Slide

Kies de juiste spelling:
A
Officiëel
B
Begroeiïng
C
ideëen
D
conciërge

Slide 32 - Quiz

Apostrof

Slide 33 - Slide

Kies de juiste spelling:
A
Lieke's boek
B
Liekes boek

Slide 34 - Quiz

Apostrof
Gebruikt als weglatingsteken en om uitspraakproblemen te voorkomen:
(1) Op de plaats van de weggelaten letter: m’n, z’n, ‘t, ‘s winters, ‘s-Gravenhage.
(2) Op de plaats van een weggelaten bezits-s: Frits’ fiets
(3) Om uitspraakproblemen bij het meervoud en bezitsaanduidingen te voorkomen: Marja’s parfum, Benno’s sieraden, opa’s stoel. Maar als er geen uitspraakproblemen zijn, dan schrijf je de ‘s’ vast: Tims broek, Jannekes publicaties.
(4) In afleidingen van letter- en cijferwoorden: vmbo’er, CDA’er, 55+’er, sms’en, ge-sms’t.
Let op: afleidingen van letterwoorden die je als woord uitspreekt, schrijf je zonder apostrof (havoër) en in samenstellingen met een letter- of cijferwoord zet je geen apostrof maar een liggend streepje: vwo-leerling, CDA-voorzitter.

Slide 35 - Slide

Kies de juiste spelling
A
A4-tje
B
vwoër
C
havo'er
D
havoër

Slide 36 - Quiz

Kies de juiste spelling:
A
Cowboy'tje
B
Renate's boek
C
Baby'tje
D
sms-en

Slide 37 - Quiz

Sommige of sommigen?

Slide 38 - Slide

Is onderstaande zin juist of onjuist?
Sommige leerlingen vinden spelling moeilijker dan andere.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 39 - Quiz

Vul de juiste vorm in: Sommige(n) dieren zijn liever dan andere(n).

Slide 40 - Open question

Sommige of sommigen?

Geldt ook voor woorden als enkele(n), vele(n), alle(n), beide(n).

Schrijf ‘sommige’ wanneer:
(1)het terugslaat op een dier of ding óf
(2)het bijvoeglijk gebruikt is.
Schrijf ‘sommigen’ wanneer:

(1) het zelfstandig gebruikt wordt én het betrekking heeft op personen.



Slide 41 - Slide

Sommige of sommigen?

Een woord wordt zelfstandig gebruikt als je achter het woord geen zelfstandig naamwoord uit de zin in kunt vullen.

Bijvoeglijk:

De treinreizigers waren boos op de NS en sommige eisten een schadevergoeding.

want: De treinreizigers waren boos op de NS en sommige (treinreizigers) eisten een
schadevergoeding.

Zelfstandig: ‘Wij hebben het vertrouwen verloren’, zeiden de journalisten, die allen
van mening waren dat de militairen de situatie in Kunduz te gunstig voorstelden.

want:‘Wij hebben het vertrouwen verloren’, zeiden de journalisten, die allen journalisten van mening waren dat de militairen de situatie in Kunduz te gunstig voorstelden.



Slide 42 - Slide

Is onderstaande zin juist of onjuist?
Van die mensen zou ik er beste enkelen weg willen sturen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 43 - Quiz

Is onderstaande zin juist of onjuist?
Ik heb twee opa's. Beide komen trouw op mijn verjaardag.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 44 - Quiz

Aan de slag!

H4: m. opdracht 22 t/m 25 + 30 & 31 op p. 269-273

V4: m. opdracht 12, 13 & 16 op p. 179-183

Slide 45 - Slide