BS5: Genexpressie

BS 5 Genexpressie 
Leerdoelen
  1. Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij prokaryoten.
  2. Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij eukaryoten.
  3. Je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

BS 5 Genexpressie 
Leerdoelen
  1. Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij prokaryoten.
  2. Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij eukaryoten.
  3. Je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Genexpressie
Aan de hand van het voorbeeld van lactase

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

5

Slide 3 - Video

This item has no instructions

01:17
Leg in je eigen woorden uit wat er wordt bedoeld met het reguleren van genexpressie.

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

01:49
In de video hebben ze het over een positieve transcriptiefactor en een negatieve transcriptiefactor. Leg in je eigen woorden uit wat deze doen.

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

03:47
Een operator kan ook wel worden gezien als de uit- of aanknop van het gen. Leg uit.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Lac-operon
Lees de tekst op blz. 100 en 101 en bekijk figuur 49. Probeer te begrijpen hoe de expressie van lactase wordt gereguleerd. Ga dan door naar de volgende opdrachten in de slides.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Stel je voor je drinkt een glas melk (=hoge concentratie lactose). Vindt er dan wel of geen transcriptie plaats van lactase? Leg je antwoord uit.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Opdracht
Hiernaast staat het lac-operon schematisch weergegeven. Elk onderdeel is genummerd. Geef aan wat elk onderdeel moet voorstellen door de naam naar het juiste nummer te slepen.
Repressor
Operator
LacA
LacZ
RNA polymerase
Promotor
LacY
Lactose

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Stel je voor, er vindt een mutatie plaats in de promotor zodat de code heel anders is. Wat gebeurt er dan met de genexpressie? Leg je antwoord uit.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

03:47
Een operon vormt het deel van het DNA waar genexpressie wordt gereguleerd, dit bestaat o.a. uit een promotor en operator.
Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

03:47
RNA-polymerase kan niet beginnen met het synthetiseren van RNA zonder een repressor. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Genregulatie bij prokaryoten
Een inductor is een stof die helpt om de genexpressie op gang te brengen.

Genexpressie bij prokaryoten
Een repressor is een stof die genexpressie uitschakelt. 
Structuurgenen bevatten informatie voor het vormen van RNA en eiwitten.
Een regulatorgen codeert voor stoffen die de genexpressie van andere genen regelt. Bijvoorbeeld een repressor.
Lactose werkt hier als een inductor. Een inductor is een stof die helpt de genexpressie op gang te brengen. In dit geval bindt lactose aan de respressor, waadoor deze loslaat van het DNA.
De promotor is een bindingsplek voor RNA-polymerase.
Een operator is een mogelijke bindingsplek voor een repressor.
Al deze genen regelen de vorming van een eiwit dat lactose af kan breken. Dit is het lactose operon (= het deel van het DNA dat alle genen bevat die de vorming van een eiwit regelen)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

corepressor actief
corepressor inactief

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Telomerase
  • Telomerase maakt telomeer weer lang
  • Gebruikt RNA-deel om DNA te vormen
  • In meeste cellen onderdrukt
  • Komt tot expressie in stamcellen, maar ook in bijv. kankercellen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie bij eukaryoten
Gespecialiseerde cellen ontstaan door celdifferentiatie.

Celdifferentiatie ontstaat doordat in verschillende cellen verschillende genen tot expressie komen en dus verschillende eiwitten worden gemaakt.
Gespecialiseerde cellen ontstaan uit stamcellen.









Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie eukaryoot Stamcellen
Omnipotent of totipotent:
  • Kunnen zich ontwikkelen tot elk celtype. 

Pluripotent:
  • Kunnen zich ontwikkelen tot elk celtype van het organisme maar niet differentiëren tot cellen van de placenta of navelstreng

Multipotent:
  • Kunnen zich ontwikkelen tot een beperkt aantal celtypen


Omnipotent of totipotent
Pluripotent
Multipotent

Slide 17 - Slide

Bij eukaryoten is de regulatie van genexpressie ingewikkelder. Wij hebben als mens ongeveer 220 verschillende celtypen, die allemaal zijn ontstaan uit één zygote. Om zoveel verschillende celtypen te kunnen vormen is complexe regulatie nodig.
Regulatorgenen
Regulatorgenen: coderen voor regulatoreiwitten die de genexpressie van andere genen regelen.

Bij prokayoten coderen deze voor een repressor en bij eukaryoten voor transcriptiefactoren.
 


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Apoptose
Apoptose is de geprogrammeerde zelfdoding van een cel.

Dit heeft een belangrijke functie tijdens de embryonale ontwikkeling en bij het voorkomen van bijv. kanker.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie in volwassen organismen
Belangrijk om RNA-transcriptie te reguleren.

Activator: binden aan enhancers. Bij binding, buigt het DNA en kunnen transcriptiefactoren en DNA-polymerase binden.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Genexpressie is het omzetten van info in het DNA tot een eiwit.
Genregulatie is het aan- en uitzetten van bepaalde genen. 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Methylering





Methylering van Cytosine wordt beïnvloed door invloeden van buitenaf (stress/ eetpatroon). 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Epigenetica
  • DNA-methylering vermindert genexpressie 
  • Methylering wordt doorgegeven na celdeling en aan nageslacht
  • ook histonwinding heeft invloed op genexpressie

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Lamarck
Lamarck had ideeën over het doorgeven van eigenschappen die tijdens het leven waren verworven. Na de evolutietheorie van Darwin werd Lamarcks theorie niet meer serieus genomen.  Het DNA zou geen invloed ondervinden van hoe het organisme leefde. Epigenetica is in die zin een bevestiging van de theorie van Lamarck. Het idee dat het DNA kan veranderen tijdens het leven van het organisme en deze eigenschappen doorgegeven kunnen worden aan de volgende generatie.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

RNAi
  • Streng niet-coderend miRNA (= micro RNA) complementair aan doel-mRNA
  • Binding aan eiwitcomplex
  • Binding aan doelDNA
  • Voorkomt translatie
  • vorm van RNA-interferentie (RNAi)

Slide 26 - Slide

microRNA bindt aan een eiwitcomplex en zorgt ervoor dat het mRNA niet kan worden afgelezen. 
Leerdoelen
  1. Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij prokaryoten.
  2. Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij eukaryoten.
  3. Je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions