ABR7 12.05.2025

Welkom!
13.05.2025
1 / 20
next
Slide 1: Slide
AndersMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Welkom!
13.05.2025

Slide 1 - Slide

Planning
  • Terugblik
  • Nieuws in makkelijke taal 
  • Verder 3.7
  • KNM

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Terugblik
  • Bespreken HW
  • Opdr. 112 --> taalkaart 10

Slide 4 - Slide

3.7
  • Maak nieuwe tweetallen
  • Pak werkblad 3.7a
  • Werk in tweetallen. Je gaat een gesprek bij het fotoverhaal voeren.
  • Cursist A speelt de medewerker in de bouwmarkt. Cursist B speelt de klant.
  • Schrijf eerst allebei onder iedere foto een woord. Het moet een belangrijk woord uit de foto voor jou zijn. Speel daarna het
  • gesprek bij het fotoverhaal. 

Slide 5 - Slide

3.7
  • Bekijk het rode blokje op blz. 132
  • Wat kun je doen als je iets wilt vertellen en je weet het goede woord niet? 
  • Bekijk het groene blokje op blz. 132
  • Deze zinnen kun je gebruiken om een woord te omschrijven
  • Ken je nog meer zinnen?   

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

3.7
  • Bekijk de afbeeldingen op blz. 132 en 133
  • Vragen?  

Slide 8 - Slide

3.7
  • Maak tweetallen
  • Bekijk opdr. 122
  • Cursist A: werkt in een bouwmarkt en vraagt wat cursist B zoekt.
  • Cursist B: kiest een beschrijving.
  • Cursist A: raadt wat cursist B bedoelt.
  • Klaar? Draai de rollen om

Slide 9 - Slide

3.7
  • Maak opdr. 123 zelfstandig
  • Bespreek je zinnen met je medecursist
  • Klassikaal bespreken 

Slide 10 - Slide

3.7
  • Bekijk opdr. 124
  • Maak tweetallen
  • Pak werkblad 3.7b --> kaartjes
  • Leg de woorden neer en bekijk alle woorden 1 minuut
  • Leg nu de kaartjes op de kop
  • Kies een woord
  • Bekijk het woord kort
  • Beschrijf het woord
  • Jouw medecursist moet het woord raden 
  • Is het woord geraden? Draai dan de rollen om

Slide 11 - Slide

3.7
  • Maak tweetallen 
  • Pak werkblad 3.7c
  • Je gaat elkaar uitleggen hoe een apparaat werkt
  • Lees het voorbeeldgesprek
  • Gebruik in de uitleg deze zinnen:
  • - Zo'n ding om
  • - Zo'n apparaat om
  • - Van dat spul om

Slide 12 - Slide

3.7
  • Bekijk het oranje blokje op blz. 134
  • Als je wil uitleggen hoe iets werkt, is het belangrijk om de goede volgorde uit te leggen
  • Voor het uitleggen van de goede volgorde kun je bepaalde woorden gebruiken
  • Welke woorden ken je? 

Slide 13 - Slide

3.7
  • Eerst
  • Dan
  • Daarna
  • Vervolgens
  • Tenslotte 

Slide 14 - Slide

3.7
  • In A2 heb je geleerd dat een zin soms kan beginnen met een ander woord (dan bijvoorbeeld een zelfstandig naamwoord)
  • De woorden waarmee je de volgorde vertelt, zijn woorden over ''tijd''
  • De zinsvolgorde verandert dus
  • Normale hoofdzin: Je koopt alle spullen die je nodig hebt. 
  • Nu: Eerst koop je alle spullen die je nodig hebt. 
  • Je begint de zin met een woord van tijd
  • Het werkwoord staat op de tweede plek. De wie of wat staat na het werkwoord.  

Slide 15 - Slide

3.7
  • Maak tweetallen
  • Bekijk opdr. 126
  • Cursist A: leest de vragen
  • Cursist B: leest de antwoorden
  • Klaar? Draai de rollen om 

Slide 16 - Slide

3.7
  • Pak werkblad 3.7d
  • Lees de zinnen en kijk naar de foto's. Schrijf onder elke foto de goede zin
  • Klaar? Bespreek je antwoorden met je medecursist
  • Bespreken

Slide 17 - Slide

3.7
  • Maak tweetallen
  • Bekijk opdr. 128
  • Cursist A: lees de vragen
  • Cursist B: geef antwoord. Gebruik het woord tussen haakjes in de goede vorm. Begin met - eerst - daarna - dan - vervolgens - ten slotte 
  • Let op de goede woordvolgorde 
  • Klaar? Cursist B leest de vragen  

Slide 18 - Slide

3.7
  • Maak tweetallen
  • Pak werkblad 3.7e
  • Werk samen.
  • Cursist A: kijk naar de plaatjes en vertel wat cursist B moet doen. Begin je zinnen met een van deze woorden: eerst - vervolgens
  • - daarna - dan - ten slotte.
  • Cursist B: voer de instructies van cursist A uit.
  • Klaar? Dan kijkt cursist B naar de plaatjes en vertelt hij wat cursist A moet doen.

Slide 19 - Slide

Spel
Wie/wat ben ik?
Hoe werkt het?
  • Maak een groepje van 3/4 cursisten
  • Pak een stapel kaartjes. Leg de kaartjes op de kop. 
  • Pak een kaart --> je mag niet op de kaart kijken
  • Je moet raden wat op de kaart staat
  • Stel 1 vraag, de rest moet antwoorden
  • Je mag alleen antwoorden met ja of nee
  • Je stelt om de beurt een vraag 
  • Goed geraden? Nieuwe kaart!

Slide 20 - Slide