Grammatica 1.1 woordsoorten - werkwoord

Planning
  • Inloggen + presentie
  • Wat weet je nog?
  • Uitleg
  • Heb je het goed begrepen?
  • Zelfstandig werken 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Planning
  • Inloggen + presentie
  • Wat weet je nog?
  • Uitleg
  • Heb je het goed begrepen?
  • Zelfstandig werken 

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Je herkent werkwoorden en verschillende vormen van het werkwoord.

Slide 2 - Slide

timer
2:00
Wat weet je allemaal
nog over werkwoorden?

Slide 3 - Mind map

Wat is een werkwoord?
Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of overkomt. 
vb. Ibrahim en Sofie veraderen in zaal 1. 

Slide 4 - Slide

Geef een voorbeeld van één werkwoord.

Slide 5 - Open question

Welke werkwoordsvormen zijn er?
De persoonsvorm
is een werkwoord dat je in de zin van tijd kunt veranderen.
De vorm (aantal, mv-ev) ervan wordt bepaald door het onderwerp.
voorbeeld: Het salaris wordt later uitbetaald.
De infinitief
is het hele werkwoord.
voorbeeld: Jasper gaat om 12 uur lunchen.
Het voltooid deelwoord
 geeft aan dat iets eerder is gebeurd.
voorbeeld: Fatma heeft een DTP-cursus gevolgd.
Het tegenwoordig deelwoord
Ookwel het onvoltooid deelwoord, geeft meestal aan dat iets gelijk met iets anders gebeurt.
voorbeeld: Siska houdt haar presentaties als het liefst staand.

Slide 6 - Slide

In je eigen woorden:
Wat is een werkwoord?
timer
1:00

Slide 7 - Open question

Welke vorm heeft het woord tussen haakjes?
Labib (heeft) zijn stage met goed vervolg kunnen afronden?
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
onvoltooid deelwoord

Slide 8 - Quiz

Welke vorm heeft het woord tussen haakjes?
Labib heeft zijn stage met goed vervolg (kunnen) afronden?
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
onvoltooid deelwoord

Slide 9 - Quiz

Welke vorm heeft het woord tussen haakjes?
Labib heeft zijn stage met goed vervolg kunnen (afronden)?
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
onvoltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Welke vorm heeft het woord tussen haakjes?
Ravi had snel een baan (gevonden).
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
onvoltooid deelwoord

Slide 11 - Quiz

Aan het werk
Huiswerk: 
Maak Gram 1: Woordsoorten
1.1 Werkwoorden
Opdracht 1 t/m 4

Slide 12 - Slide