Les 2 week 37: directe rede leestekens

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Planning

Lezen

Terugblik spanningskenmerken verhaal

Uitleg leestekens

Uitleg directe en indirecte rede

Aan de slag met opdrachten hierover in het Nieuw Nederlands boek

Lezen

Terugblik spanningskenmerken

Leestekens

Wat zijn leestekens?

Waarom is het belangrijk om te weten wanneer je welk leesteken gebruikt?

Leestekens

- Hoofdletters

- Punt

- Komma

- Vraagteken

- Uitroepteken

Namen van plaatsen schrijf je met een hoofdletter.

1. Waar
2. Niet waar

In welke zin staan alle hoofdletters op de goede plaats:

1. Het schijnt dat je met kerstmis Jupiter goed kunt zien.
2. Het schijnt dat je met Kerstmis Jupiter goed kunt zien.
3. Het schijnt dat je met Kerstmis jupiter goed kunt zien.
4. In geen van deze zinnen.

In welke zin staan alle hoofdletters op de goede plaats:

1. Hij zei: 'met Pasen zoek ik paaseieren.'
2. Hij zei: 'met pasen zoek ik Paaseieren.'
3. Hij zei: 'Met Pasen zoek ik paaseieren.'
4. Hij zei: 'Met Pasen zoek ik Paaseieren.'

Let goed op hoofdletters in achternamen!
Welke schrijfwijze hieronder is GOED?

1. Daar loopt Mevrouw de Laar-op den Beek
2. Daar loopt mevrouw De Laar-op den Beek.
3. Daar loopt mevrouw De Laar- Op den Beek
4. Daar loopt mevrouw De Laar- Op Den Beek

Waar staan de hoofdletters op de goede plaats?

1. Alexanderstraat, Laptop, Rivier
2. Bureaustoel, Sony, Opleiding
3. Hoofdstuk, Bioscoop, Zeeland
4. Alexanderstraat, Sony, Zeeland

LEESTEKENS

- aan het eind van een zin

- aan het eind van een vraagzin

- aan het eind van een zin met extra nadruk

- tussen twee persoonsvormen / tussen delen van een opsomming / na een naam of uitroep aan het begin van een zin / vóór verbindingswoorden

PUNT

VRAAGTEKEN

UITROEPTEKEN

KOMMA

Waar moet de komma?

1. Piet, hoe oud ben jij?
2. Piet hoe oud, ben jij?
3. Piet hoe, oud ben jij?
4. Hier hoeft geen komma

Waar moet de komma?

1. Als jij een film uitzoekt maak, ik het eten klaar.
2. Als jij een film uitzoekt maak ik het eten klaar.
3. Als jij een film uitzoekt, maak ik het eten klaar.
4. Als jij een film, uitzoekt maak ik het eten klaar.

In welke zin staat de komma / staan de komma's op de juiste plek?

1. Ik ben te laat omdat, ik me verslapen heb.
2. Ik lust graag ijs, chocola, chips, en taart.
3. Als ik tennis, voetbalt mijn broertje.
4. Peter wil jij de afwas doen?

H6 Spelling: Directe of indirecte rede

Directe en indirecte rede

•   Waarom leren we dit? 

Indirecte rede

Juf zegt dat we weer gaan oefenen met de directe rede en indirecte rede.

Directe rede

Juf zegt: 'We gaan weer oefenen met de 

directe rede en indirecte rede.'

Maak van de indirecte rede een directe rede:
Lisa zegt dat ze moe is.

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
Ik zeg dat ik dat niet leuk vind.

1. Directe rede
2. Indirecte rede

Maak van de directe rede een indirecte rede:
'Ik hou van stroopwafels', zei Mirjam.

Staat de volgende zin in de directe of indirecte rede:

Dave zei: 'Ik ben verliefd!'

1. directe rede
2. indirecte rede

In welke zin staan de hoofdletters en leestekens op de juiste plaats?

1. Manon zei: "Ik heb geen zin in patat".
2. Manon zei: ik heb geen zin in patat.
3. Manon zei: "ik heb geen zin in patat."
4. Manon zei: "Ik heb geen zin in patat."

Aan de slag!

Jullie gaan online opdrachten maken:

- ga naar magister--> leermiddelen;

- klik het online Nieuw Nederlands boek aan;

- dan kom je op een scherm, waar je waarschijnlijk op een plaatje van een boek moet klikken;

- klik vervolgens op 'planning';

- maak de opdrachten in de planning van 14 september.

Succes!