Hoofdstuk 3 en4

Er jong uit willen blijven zien is een voorbeeld van een
A
Producttrend
B
Maatschappelijke trend
C
Consumententrend
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
EconomieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Er jong uit willen blijven zien is een voorbeeld van een
A
Producttrend
B
Maatschappelijke trend
C
Consumententrend

Slide 1 - Quiz

Wat betekent marktsegmentatie?
A
De markt opdelen in stukjes, zodat je groepen consumenten krijgt met dezelfde kenmerken
B
Dat elke afdeling van een winkel zijn eigen segment is
C
Producten indelen naar segment
D
Winkels gaan zich specialiseren in hun eigen product

Slide 2 - Quiz

Wat is geen voorwaarde voor marksegmentatie?
A
Het segment moet bereikbaar zijn
B
Het segment moet groot genoeg zijn
C
Het segment moet meetbaar zijn
D
In het segment moet iedereen dezelfde leeftijd hebben

Slide 3 - Quiz

Een winkel richt zich op dames in de leeftijd van 40-55 jaar. Welke vorm van marktsegmentatie is dit?
A
Geografisch
B
Demografisch
C
Cultureel
D
Sociaal-economisch

Slide 4 - Quiz

De eerste grote groep die een product aanschaft heet:
A
Laggards
B
Innovators
C
Early majority
D
Early adopters

Slide 5 - Quiz

Een reisorganisatie biedt reizen aan naar Azië voor singles, gezinnen en jongeren. Elke groep wordt apart benaderd. Hier is sprake van
A
Gedifferentieerde marketing
B
Geconcentreerde marketing
C
Ongedifferentieerde marketing

Slide 6 - Quiz

In deze winkel kosten alle producten €2,-.
A
Warenhuis
B
Ambulante-handel
C
Colportage
D
Variety-store

Slide 7 - Quiz

Hoe heet een bedrijf met
30 medewerkers?
A
microbedrijf
B
kleinbedrijf
C
middenbedrijf
D
grootbedrijf

Slide 8 - Quiz


MKB
 aantal medewerkers
Microbedrijf 
< 10
Kleinbedrijf 
10 - 50 
Middelgrootbedrijf
50 - 250
Grootbedrijf 
>250

Slide 9 - Slide


Een grootwinkelbedrijf is:
A
een groothandel
B
een bedrijf met veel vestigingen en een eigen distributiecentrum
C
een bedrijf met veel vestigingen dat inkoopt bij een groothandel

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Wat is een bedrijfskolom?
A
een pilaar
B
de weg die goederen afleggen voordat ze bij de consument zijn.
C
de opeenvolgende schakels waar een product langskomt voor het bij de consument is.
D
het vervoer van producten van de ene naar de andere locatie

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide


Branchevervaging betekent:
A
dat er steeds meer branches weggaan
B
dat er steeds meer branches bijkomen
C
de winkels steeds meer producten uit andere branches gaan verkopen
D
de winkels steeds meer producten uit slechts 1 branche gaan verkopen

Slide 14 - Quiz

Prijsdistributie
Servicedistributie

Mix prijs- en service
distributie
Zeeman
Parfum afdeling warenhuis
Juwelier

Slide 15 - Drag question

Wat is colportage?
A
Verkoop via internet
B
Verkoop aan huis
C
Verkoop in een winkel
D
Verkoop op afstand

Slide 16 - Quiz

Bayan gaat kleding verkopen.
Geef aan hoe zij dat kan doen via omnichannel.

Slide 17 - Open question

Waarom zou ze voor omnichannel moeten kiezen?
Kies het beste antwoord.
A
Omdat andere kledingwinkels ook aan omnichannel doen.
B
Als zij dit door verschillende kanalen doet: stijgt de kans op verkoop
C
Omnichannel is van deze tijd. Het past binnen 2021

Slide 18 - Quiz

Verkoopsystemen
Zelfbediening
Zelfkeuze
BUZ
Bediening
De klant pakt zelf niet-voorverpakte groente, weegt dit af, pakt het in en prijst het. 
De verkoper heeft een grote artikelkennis en helpt/adviseert de klant bij het kiezen van het product. 
Het assortiment is breed en adviesongevoelig. De klant bepaalt zijn eigen volgorde en tempo.
De klant kan vrij rondlopen, maar ook hulp van de verkoper krijgen. De verkoper heeft de rol van adviseur.

Slide 19 - Drag question

Deodorant is een voorbeeld van:
A
Convenience goods
B
Shopping goods
C
Specialty goods

Slide 20 - Quiz

Winkelformule
Geen winkelformule
Doelgroep

Assortiment

Marktpositie
Branche

Slide 21 - Drag question

Winkelformule


Elementen winkelformule:
  • Doelgroep
  • Assortiment
  • Marktpositie

Slide 22 - Slide