BK2 taalverzorging

BK2 taalverzorging
1 / 43
next
Slide 1: Slide
Other languagesPrimary EducationAge 12,13

This lesson contains 43 slides, with text slides.

Items in this lesson

BK2 taalverzorging

Slide 1 - Slide

Deze les
voorstellen
aanwezigheid
taalverzorging

Slide 2 - Slide

BTNC
Christa Bartnick
(vervanging voor mevrouw Kaal tot begin oktober)
44
Marl
gezin
hobby's: piano spelen, zwemmen, lezen, series, concerten, pretparken...

Slide 3 - Slide

aanwezigheid
en plattegrond

Slide 4 - Slide

spullen in de les
boek
laptop (opgeladen)

Slide 5 - Slide

taalverzorging

Slide 6 - Slide

taalverzorging
Grammatica:
woordsoorten en zinsdelen

twee soorten 'ontleden'.

Slide 7 - Slide

taalverzorging
Jan eet een appel
Jan - zelfstandig naamwoord
eet- werkwoord
een - lidwoord
appel - zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Slide

taalverzorging
Jan eet een appel
Jan - zelfstandig naamwoord
eet- werkwoord
een - lidwoord
appel - zelfstandig naamwoord
Jan - onderwerp
eet - werkwoordelijk gezegde
een appel - lijdend voorwerp

Slide 9 - Slide

taalverzorging
Zelfstandig naamwoord: 
Mensen, dieren, dingen

testjes: kan je er de/het/een voor zetten?

Sommige zelfstandig naamwoorden zijn niet zo heel makkelijk te herkennen:
liefde, oorlog, ruzie, woede. 


Slide 10 - Slide

taalverzorging
de gele tafel
het zonnestelsel
een aardig kind
groeten

Slide 11 - Slide

taalverzorging
nu maken: 

opdracht:

Slide 12 - Slide

BK2 taalverzorging

Slide 13 - Slide

vandaag
aanwezigheid
nakijken huiswerk (opdracht 3 en 4)
werkwoorden


Slide 14 - Slide

aanwezigheid

Slide 15 - Slide

huiswerk nakijken

Slide 16 - Slide

werkwoorden
schrijf op in je schrift:

Een zin kan niet goed zijn als er geen werkwoord in staat.

Slide 17 - Slide

werkwoorden
schrijf op in je schrift:

Een zin kan niet goed zijn als er geen werkwoord in staat.
- Wat gebeurt er?
- Wat doet iemand?

Slide 18 - Slide

werkwoorden
schrijf op in je schrift:

Een zin kan niet goed zijn als er geen werkwoord in staat.
- Wat gebeurt er?
- Wat doet iemand?

Slide 19 - Slide

werkwoorden
schrijf op in je schrift:

werkwoorden passen zich aan:
- tijd: Ik liep naar huis. - Ik loop naar huis.
- persoon (wie iets doet) Ik loop naar huis - Wij lopen naar huis

Slide 20 - Slide

werkwoorden
schrijf op in je schrift:

werkwoorden passen zich aan:
- tijd: Ik liep naar huis. - Ik loop naar huis.
- persoon (wie iets doet) Ik loop naar huis - Wij lopen naar huis

Slide 21 - Slide

werkwoorden
schrijf op in je schrift:

Er zijn meerdere soorten werkwoorden:
-persoonsvorm
-hele werkwoord
-voltooid deelwoord

Slide 22 - Slide

werkwoorden
persoonsvorm: zit ALTIJD in een zin
Je vindt de pv door de zin in een andere tijd te zetten.

Ik loop naar huis.
Ik liep naar huis.

Slide 23 - Slide

werkwoorden
persoonsvorm: zit ALTIJD in een zin
Je vindt de pv door de zin in een andere tijd te zetten.

Ik wil graag een appel eten.
Jan gaat morgen voetballen.
Anita heeft een brief geschreven.

Slide 24 - Slide

werkwoorden
hele werkwoord/voltooid deelwoord
kan, maar moet niet in een zin zitten.
Alleen als er naast de PV andere ww in de zin zitten mogelijk.
hele werkwoord: lopen, fietsen, eten, drinken, willen, zitten.
voltooid deelwoord: gelopen, gefietst, gegeten, gedronken, gewild, gezeten, verdraaid, ontdooid, belogen, afgelopen, begroeten...

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

deze les
tussentoets woordsoorten
spelling: hoofdletters

Slide 27 - Slide

deze les
tussentoets woordsoorten

Je krijgt hier een cijfer voor dat in Magister met de weging 0 komt te staan. Het telt dus niet mee, maar is wel zichtbaar. 
Zo kunnen we je voortgang in de gaten houden


Slide 28 - Slide

26 januari is oa mevrouw van de ven van nederlands jarig

Slide 29 - Slide

's avonds werkt mijn broer lex bij de jumbo in den bosch

Slide 30 - Slide

diewertje spaart voor een playstation een xbox of een switch

Slide 31 - Slide

vanaf eind november ga ik op donderdag naar toneelles in utrecht

Slide 32 - Slide

hé hoe gaat het met je

Slide 33 - Slide

heb jij vuurspuwen van caja cazemier gelezen liam

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

deze les
verkleinwoorden
bezitsvorm

Slide 36 - Slide

deze les
verkleinwoorden
bezitsvorm

Slide 37 - Slide

deze les
verkleinwoorden
bezitsvorm

Slide 38 - Slide

verkleinwoorden

1 Meestal schrijf je het verkleinwoord zoals het klinkt. vork – vorkje
film – filmpje
appel – appeltje
2 Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje. poging – poginkje
wang – wangetje
3 Bij woorden die eindigen op een lange klinker verdubbel je de klinker. oma – omaatje
video – videootje
café – cafeetje
paraplu - parapluutje


Slide 39 - Slide

verkleinwoorden

4 Eindigt het woord op -i? Voeg dan een -e toe. Bij woorden op -y (met een medeklinker ervoor) of op -u (uitgesproken als oe) schrijf je een apostrof.
taxi – taxietje
lolly – lolly'tje
spray – spraytje
sudoku – sudoku'tje
5 Je gebruikt ook een apostrof bij cijfer- en letterwoorden. mp3 – mp3'tje
wc – wc'tje
s – s'je
6 Als je een verkleinwoord aan het eind van de regel afbreekt, laat je de apostrof en extra letters weg. pianootje – piano-tje
cafeetje – café-tje
baby'tje – baby-tje

Slide 40 - Slide

verkleinwoorden
maken: opdracht

Slide 41 - Slide

bezitsvorm
De bezitsvorm van een zelfstandig naamwoord maak je meestal door er een -s achter te zetten.
Voorbeeld
de mountainbike van mijn broer → mijn broers mountainbike
de passer van Farah → Farahs passer
het broodje van Corné → Cornés broodje

Eindigt het zelfstandig naamwoord op een a, i, o, u of y die lang klinkt? Schrijf dan een apostrof voor de s: Mila's regels, Amy's roddels.

Eindigt het zelfstandig naamwoord op een sisklank? Schrijf dan alleen een apostrof: Morris' kaartspel, Janice' gereedschap.

Slide 42 - Slide

bezitsvorm
maken: opdracht 

Slide 43 - Slide