overige tijd: oefenen werkwoordspelling op Cambiumned
toets zakelijke mail terug -> mag mee naar huis
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
dinsdag 21/3 2h
Spelling H5
uitleg
maken blz. 162 opdracht 1 - 3
bespreken toets grammatica
overige tijd: oefenen werkwoordspelling op Cambiumned
toets zakelijke mail terug -> mag mee naar huis
Slide 1 - Slide
H5 Hoofdletters en aanhalingstekens
Slide 2 - Slide
Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:
aan het begin van een zin. Let op: 's Middags ga ik....
11 leerlingen deden niet mee
bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.
bij eigennamen
Kleine letters
Je gebruikt een kleine letter:
bij samenstellingen met religieuze feesten: kerstvakantie
bij religies, stromingen en afleidingen daarvan: christendom
bij windstreken; oosten
bij namen van seizoenen, maanden en periodes: herfst, juni, ijstijd.
Slide 3 - Slide
Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
bij de directe rede/citaten (let op de plaats van de aanhalingstekens en de andere leestekens).
Voorbeeld: Tom zei: 'Neem je tas mee.'
(zie hierna)
Je gebruikt geen aanhalingstekens
bij de indirecte rede en bij gedachten:
als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis:
directe rede
De directe rede is de letterlijke weergave van wat er wordt gezegd. Dit staat tussen aanhalingstekens.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde: “Wacht op mij!”
indirecte rede
In dit geval wordt beschreven wat er wordt gezegd en worden geen aanhalingstekens gebruikt.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde dat ze op hem moesten wachten.
Slide 4 - Slide
Leestekens in citaat/directe rede
Iets zeggen kan op verschillende manieren. Je kunt roepen, fluisteren, vragen, etc. De juiste leestekens aan het einde van het citaat komen binnen de aanhalingstekens.
Bijvoorbeeld
Selma zei: "Ik vond die film erg goed."
"Ik weet niet of ik dat durf!", gilde Sharon.
Slide 5 - Slide
maken Spelling H5
blz. 162 opdracht 1 -3
overige tijd: overige tijd: oefenen werkwoordspelling op Cambiumned
Slide 6 - Slide
test
Hierna volgen een aantal vragen over de tussenletter(s) in een samenstelling.
Welke regels m.b.t. tussenletters(s) in samenstellingen kun je hierin herkennen?
Slide 7 - Slide
Tussenletter in samenstellingen
ontbijt + buffet
A
wel een tussen-s
ontbijtsbuffet
B
geen tussen-s
ontbijtbuffet
Slide 8 - Quiz
Tussenletters in samenstellingen
Krant + kop
A
geen tussen-n
krantekop
B
wel een tussen-n
krantenkop
Slide 9 - Quiz
Wat is juist?
Tussenletters bij samenstellingen
A
tarwebrood
B
tarwenbrood
Slide 10 - Quiz
Wat is juist?
Tussenletters bij samenstellingen
A
zonnenscherm
B
zonnescherm
Slide 11 - Quiz
Wat is juist?
Tussenletters bij samenstellingen
A
huilebalk
B
huilenbalk
Slide 12 - Quiz
Tussenletters in samenstellingen
kat + kop betekenis: klier
A
wel een tussen-n
kattenkop
B
geen tussen-n
kattekop
Slide 13 - Quiz
Wat is juist?
Tussenletters bij samenstellingen
A
groentesoep
B
groentensoep
C
groentessoep
Slide 14 - Quiz
Welke regels m.b.t. tussenletter(s) in samenstellingen heb je herkend?
Slide 15 - Open question
Tussenletter in samenstellingen
Slide 16 - Slide
Wanneer komt er een -(e)n-?
Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je -en- tussen de woorden. Boekenbon Paardenstal Tomatensoep
Slide 17 - Slide
Schrijf geen -(e)n- (maar soms wel -e)
- Het eerste deel heeft geen meervoud -> gerstebier.
- Het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is -> maneschijn, Koninginnedag.
- Het eerste deel heeft (ook) een meervoud op -s: (postcode, postcodes) -> postcodeboek, groentewinkel.
- Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord ->rijkelui, brekebeen.
- Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord -> beresterk, reuzeleuk.
Slide 18 - Slide
maken
blz. 131 opdracht 1 samen
zelfstandig: 2, 3 en 4 -> niet af = huiswerk voor 21/3
hierna: verder met oefenen Grammatica hoofdstuk 1-3 zinsdelen op digitale methode
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Stillezen
timer
10:00
Slide 21 - Slide
maken Spelling 4
Spelling H4 : tussenletters in samenstellingen
maken blz. 131 opdracht 1 samen
overige opdrachten zelfstandig t/m opdracht 4
Slide 22 - Slide
koppelteken en weglatingsstreepje
Slide 23 - Slide
Wanneer gebruik je een koppelteken?
Na het voorvoegsel oud- , ex- , niet-, non-
bij gelijkwaardige woorden (minister-president)
na een teken/cijfer/letters (20-jarige, X-benen)
bij sommige aardrijkskundige namen + plaatsnamen
in samenkoppelingen (vaste uitdrukkingen, bv. kant-en-klaar)
bij klinkerbotsingen (auto-ongeluk)
samenstelling met naam (pro-Amerikaans)
Slide 24 - Slide
koppelteken bij gelijkwaardige woorden
Je kunt deze woorden ook omdraaien -> gelijkwaardig
minister-president
democratisch-liberaal
chef-kok
Slide 25 - Slide
Na een teken/cijfer/letters
%-teken
50-jarige
cao-akkoord
ook in samenstellingen met letters of letterwoorden die uit één of meer hoofdletters bestaan:
X-benen
T-shirt
Slide 26 - Slide
Samenstelling aardrijkskundige namen
Zuid-Amerika
Noord-Holland
West-Friesland
Slide 27 - Slide
In samenkoppelingen
rood-wit-blauw
staakt-het-vuren
kant-en-klaar
vergeet-mij-nietje
glad-in-lood
Slide 28 - Slide
In sommige plaatsnamen
's-Gravenhage
's-Hertogenbosch
Slide 29 - Slide
ex- non- niet- oud-
Na deze voorvoegsels ALTIJD een koppelteken.
ex-man
non-actief
niet-gelovigen
oud-president (voormalig president)
Slide 30 - Slide
Bij klinkerbotsingen
zee-egel
toe-eigenen
foto-onderschrift
macho-uiterlijk
auto-inbraak
Slide 31 - Slide
Samenstelling met naam (2e deel begint met een hoofdletter)