Unit 2: Music

Unit 2: 
Music
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Unit 2: 
Music

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Schrijf het volgende op:


  • Zinnen die je al kent
  • Woorden die je hoort, maar die je niet kent.
  • Korte samenvatting van het lied

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Link

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

planning
  • Introductie en verwachtingen

  • Theme: Friends
  • Grammar: The alphabet
  • Homework

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Lesson goals
aan het einde van de les... / at the end of the lesson...

  • heb ik gewerkt aan mijn leesvaardigheid door vragen te beantwoorden over een brochure
  • I will have worked on my reading skill by answering questions about a brochure

  • Weet ik hoe ik (ordinal) numbers op de juiste manier kan gebruiken
  • i know how to use (ordinal) numbers in the correct manner

Slide 7 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden die je gebruikt om naar iets of iemand te verwijzen, zonder dat je een naam gebruikt
Lesson goals
aan het einde van de les... / at the end of the lesson...

  • heb ik gewerkt aan mijn leesvaardigheid door vragen te beantwoorden over een brochure
  • I will have worked on my reading skill by answering questions about a brochure

  • Heb ik mijn woordenschat vergroot door ...
  • i know how to use (ordinal) numbers in the correct manner

Slide 8 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden die je gebruikt om naar iets of iemand te verwijzen, zonder dat je een naam gebruikt

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

HOMEWORK
Do exersises 6 & 7
on page 54 
Next lesson
  • Grammar:
    first, second & third

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

planning
  • back to step 1

  • google forms resultaten
  • herhaling: Wat weten we nog van unit 1?

  • mini SO: vocabulary & phrases

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Lesson goals
aan het einde van de les... / at the end of the lesson...


  • heb ik een terugblik gedaan op alle grammatica onderdelen van unit 1
  • I will have done a recap of all grammaritems of unit 1

Slide 12 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden die je gebruikt om naar iets of iemand te verwijzen, zonder dat je een naam gebruikt
Back to step 1: Rules
BE ON TIME - wees op tijd in de les

BE READY - zorg ervoor dat je de nodige spullen bij je hebt. 
schrift, werkboek & pen

DO YOUR HOMEWORK! - Huiswerk en notities netjes en op tijd af

3x geen spullen bij je / huiswerk niet af ==> nablijven.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Unit 1
What do I know?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Personal Pronoun
  1. Wat betekent 'personal pronoun'?
  2. Schrijf alle personal pronouns in het Engels op en schrijf de Nederlandse versie erachter.
  3. Geef duidelijk aan of de personal pronoun enkelvoud is of meervoud.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions




  • I am young 
  • You are young 
  • He / She / It is young 

  • We are young 
  • You are young 
  • They are young 



Ik ben jong
Jij bent jong 
Hij / zij / het is jong

Wij zijn jong
Jullie zijn jong
Zij zijn jong

I, You, He...

meervoud

enkelvoud

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Werkwoord: 'To be'
  1. Wat is er bijzonder aan het werkwoord 'to be'?
  2. Wat betekent 'to be' in het Nederlands?
  3. Welke drie vormen van 'to be' kennen we?
  4. Vertaal de volgende zinnen en maak er vervolgens vragende en negatieve zinnen van (Totaal 6 zinnen):
  • Zij zijn leraren
  • Het is klein

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting verb 'to be'
Het werkwoord 'to be' = 'zijn' in het Nederlands. 
Het is een onregelmatige werkwoord.

De drie verschillende vormen van het werkwoord 'to be' zijn:
am, is & are

positieve zin met het werkwoord 'to be': I am happy / I'm happy
Negatieve zin met het werkwoord 'to be': She is not happy / She isn't happy
Vragende zin met het werkwoord 'to be': Are you happy?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

(cardinal)Numbers
Wat is de regel bij nummers boven de 20?

Wat zijn de regels bij nummers vanaf 100?


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Terugblik: Numbers
(Cardinal) numbers: zeggen wat over de hoeveelheid van mensen / dingen'
  • Boven de  20: We zetten een streepje tussen de nummers ==> 
twenty-one (21)
  • boven de 100: We zetten 'and'  tussen de  honderdtal en nummers boven de 20==> one hundred and seventy-seven (177)
  • Boven de 1000*: We KUNNEN 'and' plaatsen tussen duidezendtal en honderdtal ==> three thousand and four hundred and fifty / three thousand four hundred and fifty (3450)

Slide 20 - Slide

Boven de duizend kan 'and' weggelaten worden. 
  • Three thousand six hundred and seventy-eight = 3678
  • Om het makkelijker voor jezelf te maken mag je het ook zo doen: 
    twenty-three hundred and senty-eight
Have got / has got

  1. Wat betekent  'have got' / 'has got' ?
  • Wanneer gebruik je 'have got'? 
  • Wanneer gebruik je 'has got'?

  1. Bedenk twee 'normale zin' met 'have got' of 'has got'
  2. Maak deze zinnen vervolgens vragend EN negatief

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Have got / has got
  • = hebben
Met dit werkwoord geven we aan dat iets bij een voorwerp, persoon of dier hoort.

  • Normale (bevestigende) zinnen
  • negatieve (ontkennende) zinnen
  • vraagzinnen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

The alphabet
 Je kunt het alfabet het beste leren door deze hardop te zeggen. 

Het gaat om de uitspraak.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

HOMEWORK
Do 
Next lesson
  • oefentoets, extra uitleg & vragen stellen

Slide 25 - Slide

This item has no instructions