Directe rede en komma's

Aan het einde van de les
  1. Kun je met leestekens een directe rede aangeven.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Aan het einde van de les
  1. Kun je met leestekens een directe rede aangeven.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat is de directe rede?
A
Een feit uit een tekst.
B
Een mening uit een tekst.
C
Een letterlijke uitspraak van iemand (citaat)
D
Een oproep om iets te doen.

Slide 3 - Quiz

Een zin in de directe rede begint altijd met een
A
dubbele punt
B
aanhalingsteken
C
kleine letter

Slide 4 - Quiz

Wat is hier de directe rede?
A
Geen idee.
B
Laura vraagt aan de scheids waarom ze een punt krijgen.
C
Laura: 'En dan krijgt hij een punt.'
D
Dat je iets direct zegt.

Slide 5 - Quiz



Wat is hier de directe reden?
A
Ik zei:"Dat ga ik niet doen."
B
Hij zei dat het niet gebeurt.
C
De man zegt van niet.
D
Iedereen zegt dat ze het willen.

Slide 6 - Quiz

Kortom:
In de directe reden schrijf je woord voor woord wat iemand zegt.
Bijvoorbeeld: Piet zegt: 'Ik heb pijn in mijn buik.'

In de indirecte reden geef je iemands woorden niet letterlijk weer. Je gebruikt hier GEEN aanhalingstekens.

Slide 7 - Slide

Zet deze zinnen in de directe reden:
Meneer Jansen zei dat alle leerlingen te laat waren.
Piet vroeg Anna mee uit eten.
Erik zei dat het geen buitenspel was.
De kinderen vroegen om een snoepje.

Slide 8 - Slide

De directe reden:
Meneer Jansen zei: "Alle leerlingen zijn te laat!"
Piet vroeg aan Anna: "Wil je met me uit eten?"
"Dat is geen buitenspel!" Zei Erik. 
"Mogen wij een snoepje?" Vroegen de kinderen.

Slide 9 - Slide

Zet de volgende zinnen in de indirecte reden.
Mama zei: 'ruim je kamer op! Het is een zwijnenstal'
De leraar riep: 'Iedereen blijft na.'
De conducteur vroeg: 'Mag ik uw vervoersbewijs zien?'

Slide 10 - Slide

De indirecte reden.
Mijn moeder zei dat ik mijn kamer op moest ruimen, omdat het een zwijnenstal is. 
De leraar riep dat iedereen na moest blijven. 
De conducteur vroeg om mijn vervoersbewijs. 

Slide 11 - Slide

Komma's in lopende tekst van een citaat.

“Kortom,” besloot hij zijn verhaal, “we hadden een heerlijke vakantie.”
“Waarom”, wilde mijn broertje weten, “zijn de bananen krom?”

“Ik hou niet van appeltaart uit de winkel”, zei ik. “Er zitten vaak van die harde stukjes in.”


Slide 12 - Slide

Zet de volgende zinnen in de directe rede
we gaan vanmiddag eerst bij dat huis kijken zei hij en dan rijden we door naar die verjaardag
gatver zei lize wat een smerige slakken allemaal
stamelend zei dovile ik hou helemaal niet van winkelen waarna  ze een beetje beschaamd zei ik hou van gamen

Slide 13 - Slide

Zet de volgende zinnen in de directe rede
"We gaan vanmiddag eerst bij dat huis kijken", zei hij, "en dan rijden we door naar die verjaardag."
"Gatver!", zei lize. "Wat een smerige slakken allemaal."
Stamelend zei Dovile: "Ik hou helemaal niet van winkelen." Waarna ze er een beetje beschaamd aan toevoegde: "Ik hou van gamen."

Slide 14 - Slide