Hst. 9 goede tijden, slechte tijden overzicht

Hst. 9 goede tijden, slechte tijden overzicht
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Hst. 9 goede tijden, slechte tijden overzicht

Slide 1 - Slide

Wat is BBP?
A
de toegevoegde waarde van alle huishoudens
B
de winst van alle bedrijven
C
een getal voor de grootte van de economie
D
Bruto Binnenlands Profijt

Slide 2 - Quiz

Hoe bereken je de toegevoegde waarde?
A
omzet - kosten
B
omzet - inkoop
C
winst - kosten
D
omzet - inkoop

Slide 3 - Quiz


Wat is de toegevoegde waarde van dit bedrijf?
verkochte producten
300
prijs per product
€5
halffabricaat ingekocht
€2000
betaalde lonen
€1000
betaalde rente
€50
A
€450
B
€500
C
€1500
D
€3350

Slide 4 - Quiz

Pacht, huur, rente, winst: welke primair inkomen mist hier?

Slide 5 - Open question

Waarom is het BBP niet perfect? (meerdere goede antwoorden mogelijk)
A
Het laat geen economische groei zien
B
Het laat geen koopkracht zien
C
Het laat de omvang van de economie niet zien
D
Het laat de verdeling van inkomen niet zien

Slide 6 - Quiz

Welk jaar laat echte econommische groei zien?
jaar
aantal producten
BBP
2025
3 mln
€6 mld
2026
3.6 mln
€7.2 mld
2027
3.3 mln
€7.4 mld
A
2025-2026
B
2026-2027
C
beide jaren
D
geen van de jaren

Slide 7 - Quiz

Wat is de oorzaak van scheve inkomensverdeling?
A
de overheid
B
de verdeling van productiefactoren
C
de verdeling van toegevoegde waarde
D
het leven is oneerlijk

Slide 8 - Quiz

Wat zijn secundaire inkomens?
A
tertiair inkomen + productiefactoren
B
primair inkomen - toegevoegde waarde
C
bruto inkomen - netto inkomen
D
primaire inkomens - belasting + subsidies

Slide 9 - Quiz

Which statement about the table is correct?
A
Income group 5 pays €200 tax
B
Group 5 pays relatively less tax than group 4
C
The secondary incomes are more skewed than primary incomes
D
The government in this country equalises incomes

Slide 10 - Quiz

Welk element hoort niet bij een hoogconjuctuur?
A
lage werkloosheid
B
inflatie
C
laag consumenten-vertrouwen
D
grote vraag naar producten

Slide 11 - Quiz

Kijk naar de grafiek voor consumenten-vertrouwen. Wat is waar?
A
Er was in 2008 een hoogconjuctuur
B
Er was in 2018 een hoogconjuctuur
C
Tussen 2008 en 2018 groeide de werkloosheid
D
Tussen 2008 en 2018 daalde het BBP

Slide 12 - Quiz

Welke uitspraak is NIET waar over een laagconjuctuur?
A
dan wordt de productiecapaciteit niet helemaal gebruikt
B
dan kan de overheid belasting verlagen om de economie te stimuleren
C
dan kan de overheid meer uitgeven om de economie te stimuleren
D
conjuctuurbeleid maar het erger

Slide 13 - Quiz