VT quiz

Kennisquiz Module VT
Module VT

1 / 28
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Kennisquiz Module VT
Module VT

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welke domotica kun je het best toepassen voor iemand die zijn medicijnen vergeet te slikken op vaste tijden.
A
Gewone medicijndispenser
B
Wekker
C
Alarmklok
D
Slimme medicijndispenser

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Psychosociale problemen hebben te maken met?
A
Gevoelens
B
Gedachtes
C
Andere mensen of instanties
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat is coping?
A
Samen met een ander oplossingen zoeken voor gedrag
B
Instanties om hulp vragen
C
Gedrag van een ander kopiëren
D
Hoe iemand omgaat met problemen of stress

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Waar staat de afkorting MDO voor?
A
Multidisciplinair orgaan
B
Met disciplines overleggen
C
Multidisciplinair overleg
D
Medewerkers doelen overleg

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is Verschil tussen draagkracht en draaglast
A
Draaglast wordt wordt bepaald door jouw mogelijkheden om stress te voorkomen en er mee om te gaan. Draagkracht wordt veroorzaakt door factoren en eisen uit je omgeving die spanning veroorzaakt.
B
Draaglast wordt veroorzaakt door factoren en eisen uit je omgeving die spanning veroorzaakt. Draagkracht wordt bepaald door jouw mogelijkheden om stress te voorkomen en er mee om te gaan

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is sociale uitsluiting?
A
Niet meer (volledig) kunnen samen leven in het maatschappelijk leven
B
Eenzaamheid
C
Goede sociale contacten
D
Weinig sociale contacten

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Als de draagkracht groter is dan je draaglast, ben je niet meer in balans en kunnen er problemen ontstaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kan je een probleem oplossend gesprek voeren?
A
Vooral aangeven hoe jij over iets denkt
B
Gericht samen een oplossing vinden
C
Luisteren naar de andere en mee gaan in wat hij vind
D
Doorverwijzen naar iemand anders

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Domotica is het toepassen van medicatie om het leven in huis 'makkelijker' te maken zodat ouderen of mensen met een handicap langer zelfredzaam kunnen blijven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een patiëntenorganisatie?
A
Een vereniging of stichting van en/of voor artsen.
B
Een vereniging of stichting van en/of voor hulpverleners.
C
Een vereniging of stichting van en/of voor bedrijven.
D
Een vereniging of stichting van en/of voor patiënten.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het belang van het signaleren van een hulpvraag voor verzorgenden/verpleegkundigen?
A
De arts kunnen inschakelen
B
Naasten betrekken bij de zorg
C
Inschatten welke hulp de zorgvrager nodig heeft
D
Kennis vergroten

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Waarom moet je naastbetrokkenen kunnen begeleiden bij het bieden van ondersteuning?
A
Om handelingen of situaties uit te leggen zodat ze de zorgvrager kunnen helpen
B
Zodat ze je niet kunnen aanklagen
C
Om er voor te zorgen dat de zorgvrager zo snel mogelijk weer thuis is
D
Omdat de zorgkosten te hoog worden en de naasten dit moeten gaan uitvoeren

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Door het maken van een zorg-leef- plan kan je de zorgvrager:
A
Helpen om keuze te maken in zijn dagelijkse activiteiten
B
Helpen zodat hij zijn verhaal niet telkens aan nieuwe medewerkers moet vertellen
C
Ondersteunen in een dagschema
D
Ondersteunen om zijn leven zoveel mogelijk voort te zetten zoals hij dat wil

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekend CVA
A
Cerebro vasovagaal accident
B
Cerebro vasculair accident
C
Circulatoir vasculair accident
D
Circulatoir vasculair account

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN leerstrategie om iemand nieuwe vaardigheden te leren?
A
Samen
B
Discomfort
C
Concentrisch
D
Begeleiden

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Als een zorgvrager of naaste overbelast dreigt te raken kun je het volgende doen:
A
Doorverwijzen naar andere hulpverlener
B
Thuiszorg inschakelen
C
Verwijzen naar instanties
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Symptomen van overbelasting zijn onder andere:
A
Vermoeid, concentratie problemenslaapproblemen
B
Veel eten, slaapproblemen, overactief
C
Emotioneel, vol energie, vrolijk
D
Weinig eten, opgewekt

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

In stap 1 gegevens verzamelen spreken we over een Anamnese, wat betekend dit?
A
Een gesprek met de arts
B
Een gesprek met de zorgvrager
C
Een online intake
D
Een schriftelijke overdracht

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is methodisch werken?
A
Verpleegkundige zorg afstemmen op behoefte en wens van de cliënt
B
Werken op basis van een cyclisch stappenplan
C
Werken volgens gezondheidspatronen van Gordon
D
Persoonsgericht werken, je bent gastvrij

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wie signaleert in de dagelijkse zorg?
A
De eerstverantwoordelijke verzorgende/verpleegkundige
B
alleen de verpleegkundige.
C
iedereen

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Om tot zelfontplooiing te kunnen komen, moet je zelf de regie kunnen nemen.

Wat is autonomie?
A
mobiliteit
B
de baas willen spelen
C
zelfbestuur/ zelfstandigheid
D
regeren

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Onder de eerstelijns hulp vallen onder andere;
A
ziekenhuis
B
huisarts, thuiszorg
C
ggz, psychologische zorg
D
mantelzorg, familie, vrijwilligers

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

de thuiszorg is zorg die gegeven wordt aan mensen die niet in een instelling verblijven. Dit heet...
A
intramurale zorg
B
semimuraal
C
extramurale zorg

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is zelfredzaamheid?
A
Zelfredzaamheid is dat de zorgverlener bepaald wat er gebeurd
B
Zelfredzaamheid is het zichzelf redden met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg.
C
Zelfredzaamheid heeft alleen te maken met het zelfstandig wassen en aankleden
D
Zelfredzaamheid is niet van toepassing bin chronisch zieken

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt onder samen-redzaamheid verstaan?
A
De zelfredzaamheid met behulp van hulpmiddelen
B
De zelfredzaamheid samen met vrienden en familie
C
De zelfredzaamheid onder begeleiding van een ergotherapeut
D
De zelfredzaamheid met hulp van een fysiotherapeut

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Er zijn verschillende vormen van eenzaamheid. Van welke vorm is sprake als de zorgvrager het gevoel heeft dat zijn bestaan er niet toe doet?

A
Sociale eenzaamheid
B
Emotionele eenzaamheid
C
Existentiële eenzaamheid

Slide 27 - Quiz

  • Sociale eenzaamheid: mist contact met een brede groep mensen om zich heen
  • Emotionele eenzaamheid: een gebrek aan het hebben van een emotionele band met partner, familielid, vriend. 
  • Existentiële eenzaamheid: gebrek aan een zinvol leven of het gevoel dat zijn leven er niet toe doet. 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions