BLOK 4 Over Taal Lange samenst / taal en emotie

NE 2 T/HAVO
Blok 4
Over Taal
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

NE 2 T/HAVO
Blok 4
Over Taal

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van deze les 

  • begrijp je hoe een spatie in een samenstelling een verschil kan maken
  • begrijp je dat woorden een gevoelswaarde hebben

Slide 2 - Slide

Driedelige samenstellingen
Samenstellingen die uit 3 delen bestaan, noem je driedelige samenstellingen. 
Zulke woorden schrijf je helemaal aan elkaar :
vb.
achtuurjournaal
dodehoekspiegel


Slide 3 - Slide

Driedelige samenstellingen
voorbeelden driedelige samenstellingen :
achtuurjournaal
dodehoekspiegel

MAAR als je in zo'n samenstellingen een spatie schrijft, verandert de betekenis.
Kijk maar naar de voorbeelden :

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Driedelige samenstellingen
Als het eerste deel iets zegt over de hele samenstelling, schrijf je het los

Als het eerste deel alleen iets zegt over een deel van de samenstelling, dan maakt het deel uit van de samenstelling

Slide 11 - Slide

Leg in je eigen woorden uit wat de samenstelling of woordgroep betekent.

oudedameskapsel =

Slide 12 - Open question

Leg in je eigen woorden uit wat de samenstelling of woordgroep betekent.

witte vredesduif =

Slide 13 - Open question

Leg in je eigen woorden uit wat de samenstelling of woordgroep betekent.

purechocoladevla =

Slide 14 - Open question

Leg in je eigen woorden uit wat de samenstelling of woordgroep betekent.

meergranenbrood =

Slide 15 - Open question

Leg in je eigen woorden uit wat de samenstelling of woordgroep betekent.

jonge schaakspeler =

Slide 16 - Open question

Welk van deze woorden is fout gespeld?
A
tandenborstel
B
viezeluier
C
ringvinger
D
schoenveter

Slide 17 - Quiz

Welk van deze woorden is fout gespeld?
A
rondrennen
B
vingerverven
C
muziekmaken
D
stofzuigen

Slide 18 - Quiz

Welk van deze woorden is fout gespeld?
A
fijngestampt
B
goededoelenactie
C
inhalen
D
doormiddelvan

Slide 19 - Quiz

Driedelige samenstellingen

groteteennagel

grote teennagel

Slide 20 - Slide

Driedelige samenstellingen
groteteennagel
grote teennagel

Een groteteennagel is de nagel van een grote teen, 
een grote teennagel is een teennagel die groot is;

Slide 21 - Slide

Leg beide betekenissen uit.

Engelsedropliefhebber en Engelse dropliefhebber

Slide 22 - Open question

Leg beide betekenissen uit.

goudenmedaillewinnaar en gouden medaillewinnaar

Slide 23 - Open question

Taal en emotie

Slide 24 - Slide

Taal en emotie
Als je je bewust bent van de gevoelswaarde van woorden, 
kun je er ook gebruik van maken. 
Politici en media doen dit voortdurend. 
Zo proberen ze hun publiek te overtuigen om op een bepaalde manier naar zaken te kijken.

Slide 25 - Slide

Taal en emotie
voorbeeld

Politieke partij A wil minder geld uitgeven aan defensie. 
De partij spreekt over ‘hervormingen’. 
Partij B wil niet dat defensie minder geld krijgt en spreekt over ‘bezuinigingen’.

Slide 26 - Slide

Wat wordt bedoeld met
‘de gevoelswaarde van woorden’?
A
woorden geven aan hoe iets aanvoelt, bijvoorbeeld: ruw, zacht
B
woorden geven aan hoe jij je voelt, bijvoorbeeld: blij, verdrietig
C
woorden laten iets zien van jouw kijk op de wereld

Slide 27 - Quiz

Welk effect hoopt de spreker te bereiken ?

Een gemeenteraadslid heeft het over ‘een TSUNAMI aan drugskoeriers’ als het lokale drugsbeleid wordt aangepast.

Slide 28 - Open question

Welk effect hoopt de spreker te bereiken ?

Hitler vergeleek in de Tweede Wereldoorlog de Joden met BACTERIËN.

Slide 29 - Open question

Welk effect hoopt de spreker te bereiken ?

In 1994 hoorden de Hutu’s op de radio dat de Tutsi’s (een ander volk in Rwanda) KAKKERLAKKEN waren.

Slide 30 - Open question

Welk effect hoopt de spreker te bereiken ?

Wilders noemde in 2011 een politicus van de PvdA een SCHOOTHONDJE.

Slide 31 - Open question

Taal en emotie

Leg in je eigen woorden uit hoe de woordkeuze in de volgende situaties beïnvloedt hoe je over iets denkt.

Slide 32 - Slide

Een zak chips waarop staat
‘65% vetvrij’ wordt vaker verkocht dan dezelfde zak chips met daarop ‘35% vet’.

Slide 33 - Open question

Vroeger werd op het perron omgeroepen dat de trein ‘vijf minuten vertraging’ had. Tegenwoordig kondigt de omroeper aan dat de trein ‘over vijf minuten vertrekt’.

Slide 34 - Open question

Ties vraagt aan zijn ouders toestemming om naar een feestje te mogen. ‘Bijna mijn halve klas mag gaan’, zegt hij. ‘Dus nog niet eens je halve klas heeft toestemming om te gaan’, reageert zijn vader.

Slide 35 - Open question

Een politicus heeft zich verdiept in een onderwerp en heeft daarna zijn mening daarover bijgesteld. Een tegenpartij noemt hem nu een ‘draaikont’.

Slide 36 - Open question

Begrijp je de uitleg?
Heb je nog vragen? Iets anders wat je wil zeggen ?

Slide 37 - Open question