Onregelmatige werkwoorden (hebben/zijn)

Werkwoorden oefening
1 / 14
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Werkwoorden oefening

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

lesdoel
Ik weet  wat de tegenwoordige tijd is van van sommige onregelmatige werkwoorden.
Onregelmatige werkwoorden worden niet vervoegd volgens de regels.

Werkwoord: Mogen
Ik vorm -    Ik mag
Hij vorm -  Hij mag
Wij vorm - Wij mogen


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide


Hij ..... jouw huiswerk
gemaakt.
Werkwoord: hebben
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 6 - Quiz



Jij ..... een broek aan.
Werkwoord: hebben
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 7 - Quiz



Ik ..... vandaag een feestje.
Werkwoord: hebben
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 8 - Quiz



Jullie ..... morgen gymles.
Werkwoord: hebben
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 9 - Quiz



Jullie ..... leuke kinderen.
Werkwoord: zijn
A
ben
B
is
C
bent
D
zijn

Slide 10 - Quiz



De jongen ..... erg grappig.
Werkwoord: zijn
A
ben
B
is
C
bent
D
zijn

Slide 11 - Quiz



Jij ..... goed in rekenen.
Werkwoord: zijn
A
ben
B
is
C
bent
D
zijn

Slide 12 - Quiz



Ik ..... al klaar met mijn werk.
Werkwoord: zijn
A
ben
B
is
C
bent
D
zijn

Slide 13 - Quiz

Jij bent klaar!

Slide 14 - Slide