Steen 1560: Eerlijke handel

Steen 1560: Eerlijke handel
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BurgerschapskundeBasisschoolGroep 5

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Steen 1560: Eerlijke handel

Slide 1 - Slide

Wat weet je al over/van eerlijke handel?

Slide 2 - Open question

Wat gaan we leren?
Leerdoel: Je leert meer over eerlijke handel en woorden die daarbij horen

Leesdoel: Je maakt een quiz over jezelf 

Slide 3 - Slide

Let goed op
Vandaag gaan we een quiz doen over eerlijke handel. In de vragen staan soms moeilijke woorden. Hier gaan we eerst de betekenis van leren. Daarna doen we de quiz.

Slide 4 - Slide

Welk woord betekent hetzelfde als arbeider?
A
werker
B
baas

Slide 5 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van iets bijdragen?
A
Ik steel alle koekjes
B
Ik geef geld voor het goede doel
C
Ik bedenk een actie om geld op te halen
D
Ik zamel lege flessen in om geld op te halen

Slide 6 - Quiz

Wat is handel/handelen

Slide 7 - Open question

Wat is een voorbeeld van een inzamelingsactie?
A
Boodschappen doen
B
De hond uitlaten
C
Oude kleren weggooien
D
Lege flessen inzamelen

Slide 8 - Quiz

Wat is loon?
A
Een bepaald soort brood
B
Iemands kind
C
Het geld wat je verdiend hebt met werken

Slide 9 - Quiz

Vanaf nu
Engels woord voor winkelen
Spullen 
Producten
Shoppen
Voortaan

Slide 10 - Drag question

Luister goed
Je juf of meester leest nu de quizvragen voor. Op je blaadje omcirkel je het antwoord dat je geeft en je vult het ook in op je Chromeboek

Slide 11 - Slide

Vraag 1: Ik kies
A
A
B
B
C
C

Slide 12 - Quiz

Vraag 2: Ik kies
A
A
B
B
C
C

Slide 13 - Quiz

Vraag 3: Ik kies
A
A
B
B
C
C

Slide 14 - Quiz

Vraag 4: Ik kies
A
A
B
B
C
C

Slide 15 - Quiz

Luister goed
Je juf of meester vertelt je nu wat je resultaat betekent

Slide 16 - Slide

Er kwam een antwoord uit de quiz wat iets over jouzelf vertelt. Ben je verbaasd? Wat vind je ervan?

Slide 17 - Open question

Wat gaan we leren?
Leerdoel: Je leert meer over eerlijke handel en woorden die daarbij horen

Leesdoel: Je maakt een quiz over jezelf 

Slide 18 - Slide