Leerjaar 2_H4_Lezen__feiten, meningen, argumenten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Lezen H4 (2)

Mening, argument en standpunt

Lesdoel

- Je kunt vertellen wat feiten, meningen en argumenten zijn.

- Je kunt feiten en meningen herkennen.

- Je kunt argumenten herkennen.

- Je kunt zelf feiten en mening bedenken.

Herhalen theorie H4 Lezen

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Feit

• Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
  
• Een feit kan je controleren.
  

Voorbeeld: 'De helft van de 14-jarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.'

Mening (standpunt)

• Wat iemand ergens van vindt
• Het is niet controleerbaar
• Je kunt het eens of oneens ermee zijn

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen'

Feit of mening?
Ajax is de leukste ploeg uit de Eredivisie.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
Ajax staat bovenaan in de Eredivisie.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
Verstappen is dit jaar wereldkampioen geworden.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
Hockey is een interessante sport.

1. feit
2. mening

Noteer een feit over het JEL.

Noteer een korte zin met een mening.

Herhalen theorie H4 Lezen

• Wat is het verschil tussen een mening en een argument?
  
  
• Aan welke signaalwoorden kun je een argument vaak herkennen?

Argument (reden)

• Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
• Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument)'.

Mijn broertje is een onuitstaanbare treiterkop,( want hij laat mij vaak struikelen.)

1. mening
2. argument

(Ik ben het met hem eens), omdat hij goede standpunten heeft.

1. mening
2. argument

(Kinderen moeten vaak op jonge leeftijd al veel zelf doen), want zo leren ze verantwoordelijkheid te nemen.

1. mening
2. argument