2024_week16_2mh_les1_zinsontleding

1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
  • Als de timer is gestopt zie ik je de woordjes van K.6, Lektion 5 en 6 schrijven op blz. 126. Van NL-DU en DU-NL

Slide 2 - Slide

Wörter
  • Schrijf de woordjes van Kapitel 6, lektion 5 en 6 op blz. 126
  • Herhaal ze totdat de timer is gestopt


timer
10:00

Slide 3 - Slide

Was machen wir heute?



  • Wörter schreiben
  • Erklärung zinsontleding en naamvallen







  • An die Arbeit


  • Abschluss/Hausaufgaben

Slide 4 - Slide

Am Ende der Stunde........
- kan je het onderwerp en het lijdend voorwerp in een zin herkennen, doordat je opdrachten hebt gemaakt

Slide 5 - Slide

Satzanalyse (zinsontleding)
  •  Wat is een naamval?

  • Naamvallen zijn nodig om de  functie van een zinsdeel aan te geven.
  • Welke zinsdelen ken je in het Nederlands?
  • Onderwerp, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde (Wat is het gezegde?)
  • Alle werkwoorden in een zin

Slide 6 - Slide

In het Duits
  • Het onderwerp staat in de 1e naamval (Nominativ)
  • Het meewerkend voorwerp staat in de 3e naamval (Dativ)
  • Het lijdend voorwerp staat in de 4e naamval (Akkusativ)
  • Er is ook nog een 2e naamval die een bezit aangeeft. Deze leer je in de bovenbouw (Genitiv)

Slide 7 - Slide

Bij de naamvallen horen voorzetsels
Voorzetsels met de 4e naamval (Präpositionen mit dem Akkusativ)

  • durch 
  • für
  • gegen
  • ohne
  • um
  • door
  • voor
  • tegen
  • zonder
  • om
  • Als in een zin één van deze voorzetsels staat dan weet je dat het woord erachter een 4e naamval krijgt (lijdend voorwerp).

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Je hebt geleerd dat het persoonlijk voornaamwoord na een voorzetsel veranderd. Bijvoorbeeld ich----->mich







  • Hoe weet ik nu of het woord dat voor het zelfstandig naamwoord staat, de 1e naamval of de 4e naamval krijgt als er geen voorzetsel in de zin staat?

Slide 10 - Slide

Ontleden
Hoe vind je het onderwerp
1e naamval? 




Hoe vind je het lijdend voorwerp 
4e naamval?
  • Wie of wat + gezegde (persoonsvorm) een persoonsvorm is een werkwoord dat in de zin van tijd kan veranderen. 
  • WAT+ gezegde+onderwerp. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Pak de schema's op bladzijde 76 erbij
Beispiele:
Met voorzetsel (Wat is het onderwerp en wat het lijdend voorwerp?)
  1. Sie will lieber ohne mein.........Vater Schuhe kaufen gehen.
  2. Für d............Verein (m) von ihrer Freundin ist dieses Spiel sehr wichtig.

Zonder voorzetsel, dus je moet ontleden.
  1. Ich habe e...................Mann (m) gesehen.
  2. Ich habe d...............Buch (o) gekauft.

Slide 16 - Slide

An die Arbeit
Machen im Buch: 
Aufgabe 6, auf Seite 75
Aufgabe 8 und 9 auf Seite 77

  • Hoe: de eerste 10 minuten in stilte

  • Klaar: Je laat mij zien wat je gedaan hebt. 
Test jezelf Kapitel 5.5
timer
15:00

Slide 17 - Slide

Am Ende der Stunde........
- kan je het onderwerp en het lijdend voorwerp in een zin herkennen, doordat je opdrachten hebt gemaakt.


Slide 18 - Slide

Hausaufgaben
Machen: Aufgabe 6, 7, 8 blz. 75-77

Lernen: Zinsontleding
https://www.youtube.com/watch?v=TLH6Hx-6LCA

Slide 19 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Vielen Dank! Auf Wiedersehen! 

Slide 22 - Slide