Taalgericht vakonderwijs bijeenkomt 6

1 / 20
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Werken in de zorg? Ook voor mannen!

Welk tekstdoel past bij deze titel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Instrueren

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Welke mening wil de schrijver van dit betoog tegenspreken?
A
Alleen vrouwen zijn geschikt voor werk in de zorg.
B
In de zorg werken alleen sterke mensen.
C
Mannen die in de zorg werken zijn watjes.

Slide 7 - Quiz

Wat is het verband tussen de laatste zin van alinea 2 en alinea 3?
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Toelichting

Slide 8 - Quiz

In alinea 3 legt de schrijver met twee argumenten uit waarom ...
A
Vrouwen liever geen mannelijke zorgverleners willen en mannen wel
B
Cliënten het leuk vinden als er een mannelijke zorgverlener is
C
Mannen beter niet in de zorg kunnen gaan werken.

Slide 9 - Quiz

Welk tussenkopje geeft het best de inhoud van alinea 4 weer?
A
Van bedrijf naar werkgever
B
Van vakantiewerk naar zorg
C
Van bedrijf naar zorg

Slide 10 - Quiz

In alinea 5 staat: ‘…bij bepaalde cliënten moet je je harder bewijzen.’ Hoe komt dat volgens de schrijver?
doordat deze cliënten ...
A
denken dat mannelijke zorgverleners niet van goede wil zijn
B
beslist niet willen luisteren naar mannelijke zorgverleners
C
bepaalde vooroordelen hebben over mannelijke zorgverleners

Slide 11 - Quiz

In alinea 6 geeft de schrijver vooral argumenten ...
A
tegen het werken in de zorg.
B
voor het werken met vrouwen.
C
tegen het werken met vrouwen.
D
voor het werken in d zorg.

Slide 12 - Quiz

In alinea 7 staat: ‘Vrouwen die de bouw in gaan, krijgen applaus. Mannen die zeggen dat ze in de zorg werken krijgen vaak te horen: ‘In het management zeker’.’
De schrijver wil hiermee duidelijk maken dat mensen ...
A
wel waardering hebben voor vrouwen in de bouw, maar niet voor mannen in de zorg.
B
vinden dat vrouwen niet in de bouw thuishoren en mannen niet in de zorg.
C
denken dat mannen vaker in het management gaan werken en vrouwen vaker in de bouw.

Slide 13 - Quiz

In de laatste zin van de tekst geeft de schrijver een beschrijving van mensen – en dus ook mannen – die volgens hem geschikt zijn om in de zorg te werken.
In welke zin uit de inleiding (al. 1 en 2) geeft hij ongeveer dezelfde beschrijving?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

In alinea 4 staat: ‘Ik assisteer nu cliënten met een lichamelijke functiebeperking bij algemene dagelijkse levensverrichtingen.’
Wanneer is sprake van een lichamelijke functiebeperking?
als iemand ...
A
Niet aan sport doet en niet graag beweegt
B
niet kan lopen en altijd in een rolstoel zit.
C
dementeert en niet voor zichzelf kan zorgen

Slide 16 - Quiz

In alinea 4 staat: ‘Ik assisteer nu cliënten met een lichamelijke functiebeperking bij algemene dagelijkse levensverrichtingen.’
Geef een voorbeeld van een dagelijkse levensverrichting waarbij een zorgmedewerker iemand kan helpen.

Slide 17 - Open question

In de laatste zin van alinea 5 staat: ‘Maar met wat goede wil en zelfspot kom je er wel.’
Lees de situatie hieronder. In welk geval maakt de verzorger gebruik van zelfspot?
Een cliënt wil niet dat een man hem helpt met aankleden, omdat mannen daarvoor volgens hem te onhandig zijn. Om de man toch zover te krijgen dat hij zich laat aankleden, zegt de mannelijke verzorger:
A
'Meneer, u moet niet zo zeuren. Ik heb ervoor geleerd, dus laat u nu gewoon door mij aankleden alstublieft.'
B
'Dat is niet waar meneer. Mannen zijn net zo handig in het aankleden als vrouwen, dus ik kan u prima helpen.'
C
'Dat klopt meneer, ik ben onhandig. daarom moest ik van mijn vrouw ook eerst oefenen op de poppen van mijn dochter.'

Slide 18 - Quiz

In alinea 7 staat dat het werken in de zorg ‘enerverend’ is. Je komt het woord ‘enerverend’ ook vaak tegen in sportverslagen: ‘Het was een enerverende wedstrijd.’
Iets is ‘enerverend’ als ...
A
het veel energie kost en heel weinig oplevert.
B
het veel gevoelens en spanning veroorzaakt.
C
het saai is en niet afwisselend of opwindend.

Slide 19 - Quiz

In alinea 7 zegt de schrijver dat de zorgsector op zoek is naar ‘betrokken mensen’.
Wat wordt in de zorg bedoeld met ‘betrokken zijn’?
Je bent betrokken als je ...
A
Verantwoordelijk bent voor cliënten en daarom je werk precies volgens de voorschriften doet.
B
je verbonden voelt met je cliënten en je daarom verantwoordelijk voelt voor hun welzijn.
C
je ervan bewust bent dat je cliënten zorg nodig hebben en daarom niet laat zien wat je zelf voelt.

Slide 20 - Quiz