1.1 Fictie

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 2

Fictie 1.1

• boek en etui op tafel
• Toilet: na de les
• Vragen: steek je vinger op
• Nog meer afspraken met klas 

Fictie 1.1

• boek en etui op tafel
• Toilet: na de les
• Vragen: steek je vinger op
• Nog meer afspraken met klas 

Voordat we echt beginnen....

• Korte uitleg methode
•  instructie 
• Aan de slag
• Evaluatie 

Methode Nederlands: Talent

• Boek 
• 5 Hoofdstukken (9 paragrafen)
• 5 hoofdstuktoetsen: fictie, lezen, schrijven, woorden, grammatica en spelling
• 1 toets leesvaardigheid en woordenschat
• 1 toets poëzie 
• 1 taalverzorging 

Fictie 1.1 

De eerste les.

Fictie 1.1 

Leerdoelen

In deze paragraaf herhaal je:

• wat het verschil is tussen fictie en non-fictie;

• wat een personage is;

• wat spanning en spanningsvragen zijn;

• hoe je een boek beoordeelt.

Fictie

Fictie 1.1 Fictie en non-fictie

• fictie = een verzonnen tekst.
  Bijvoorbeeld een verhaal, gedicht, leesboek en film.
  
  
• non-fictie = een tekst over iets wat echt is gebeurd.
   Bijvoorbeeld een krantenbericht, artikel, recept en handleiding.

Fictie 1.1 Personage

Een persoon in een verhaal is een personage. 

Je leert zijn karakter kennen door wat hij denkt, voelt, zegt en doet.

Fictie 1.1 Spanning 

• Het verhaal roept spanningsvragen bij je op.
• Het verhaal speelt zich af in een spannende of griezelige omgeving.
• Gebeurtenissen worden uitgesteld, waardoor je door wilt lezen.
•  Het hoofdstuk eindigt met een cliffhanger, waardoor je snel wilt weten hoe het verder gaat.

Fictie 1.1

• Samen opdracht 1 
• Zelfstandig opdracht 2 t/m 3 (blz. 11 t/m 12) (dit is ook jullie huiswerk )

Fictie 1.1

Korte evaluatie: Wat is het belangrijkste of meest verrassende dat je vandaag hebt geleerd?