Quiz EHBO les 1 (6 BP EHBO, 4 stappen EHBO, LRH, )

Quiz EHBO 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EHBOHoger onderwijs

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Quiz EHBO 

Slide 1 - Slide

Welk orgaan hoort bij deze functie:
Dit orgaan zorgt voor transport van zuurstof door ons lichaam.
A
Hersenen
B
Nieren
C
Longen
D
Hart

Slide 2 - Quiz

Welk orgaan hoort bij deze functie:
Dit orgaan zorgt voor het filteren van het bloed.
A
Hersenen
B
Nieren
C
Longen
D
Lever

Slide 3 - Quiz

Welk orgaan hoort bij deze functie:
Dit orgaan breekt giftige stoffen in het bloed af. vb. geneesmiddelen, ...
A
Hersenen
B
Longen
C
Huid
D
Lever

Slide 4 - Quiz

Welk orgaan hoort bij deze functie:
Dit orgaan zorgt voor de gasuitwisseling (O2 en CO2)
A
Hersenen
B
Longen
C
Huid
D
Alvleesklier

Slide 5 - Quiz

Wat is geen vitale functie van ons lichaam?
A
Het behouden van de lichaamstemperatuur
B
De spijsvertering
C
De hartslag (bloedsomloop)
D
De ademhaling

Slide 6 - Quiz

Geef een voorbeeld van een levensbedreigende situatie.

Slide 7 - Open question

Geef een voorbeeld van een niet-levensbedreigende situatie

Slide 8 - Open question

In eerste hulpverlening gebruiken we 6 basisprincipes. Wat betekent het principe "handel als eerste hulpverlener"?
A
Draag handschoenen om besmetting te vermijden.
B
Praat na de situaties met je collega's om alles te verwerken.
C
Stel jezelf voor en geef informatie.
D
Doe enkel handelingen die je mag uitvoeren.

Slide 9 - Quiz

6 Basisprincipes van EHBO
  1. Blijf rustig
  2. Vermijd besmetting
  3. Handel als eerste hulpverlener
  4. Zorg voor comfort 
  5. Verleen psychosociale eerste hulp
  6. Houd rekening met emotionele reacties nadien

Slide 10 - Slide

Bij welke stap hoort dit thuis:
Je belt 112
A
Zorg voor veiligheid
B
Stel de toestand van het slachtoffer vast
C
Verwittig de hulpdiensten
D
Verleen verdere eerste hulp

Slide 11 - Quiz

Bij welke stap hoort dit thuis:
Je controleert het bewustzijn
A
Zorg voor veiligheid
B
Stel de toestand van het slachtoffer vast
C
Verwittig de hulpdiensten
D
Verleen verdere eerste hulp

Slide 12 - Quiz

Bij welke stap hoort dit thuis:
Je evacueert het slachtoffer alleen als er groot gevaar is
A
Zorg voor veiligheid
B
Stel de toestand van het slachtoffer vast
C
Verwittig de hulpdiensten
D
Verleen verdere eerste hulp

Slide 13 - Quiz

Bij welke stap hoort dit thuis:
Je spoelt de brandwonden met lauw water
A
Zorg voor veiligheid
B
Stel de toestand van het slachtoffer vast
C
Verwittig de hulpdiensten
D
Verleen verdere eerste hulp

Slide 14 - Quiz

4 stappen in EHBO
  1. Veiligheid voor jezelf, omstaanders en slachtoffer
  2. Vaststellen van de toestand van het slachtoffer
  3. Verwittig gespecialiseerde hulp of 112
  4. Verleen verdere eerste hulp

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Bij de reanimatie van een baby of een kind ligt de nadruk op:
A
Het geven van borstcompressies
B
Het geven van comfort
C
Het controleren van de hartslag
D
Het geven van beademingen

Slide 17 - Quiz

Wat is het reanimatieschema bij een baby of kind?
A
2 beademingen en 15 borstcompressies afwisselen
B
2 beademingen en 30 borstcompressies afwisselen
C
5 beademingen, daarna 15 borstcompressies en 2 beademingen afwisselen
D
5 beademingen, daarna 30 borstcompressies en 2 beademingen afwisselen

Slide 18 - Quiz

Controle van het bewustzijn 
Controle van de ademhaling

Slide 19 - Drag question

Hoe merk je dat er bij een baby of kind verstikking optreedt?
A
Het kind huilt zonder geluid
B
Het kind hoest en proest.
C
Het kind krijgt een roze huidskleur

Slide 20 - Quiz

Als een baby bij verstikking bewusteloos wordt, wat doe je? 
Ik geef toch beademingen. 
Ik geef geen beademingen. Dit is niet nuttig. 

Slide 21 - Drag question

Bij verstikking:
A
Je legt de baby op je onderarm en start met borststoten
B
Je legt de baby op je onderarm en start met rugslagen.
C
Je legt de baby op een harde ondergrond en start met borststoten
D
Je legt de baby op een harde ondergrond en start met rugslagen

Slide 22 - Quiz

Bij verstikking bij een kind:
A
Je legt het kind op een harde ondergrond en start met borstcompressies
B
Je legt het kind op een harde ondergrond en start met rugslagen.
C
Je staat achter het kind en start met borstcompressies
D
Je staat achter het kind en start met rugslagen.

Slide 23 - Quiz

Wanneer moet je NIET doorverwijzen naar een arts?
A
Na het beademen wanneer je een stukje (vb. voedsel) in de longen geblazen hebt
B
Wanneer een baby aanhoudend hoest
C
Na het geven buikstoten
D
Na het geven van rugslagen

Slide 24 - Quiz