Oefenen klimaten deel 1

Oefenen H2 klimaten 1HM
1 / 39
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Oefenen H2 klimaten 1HM

Slide 1 - Slide

§2 Invloed van de zon
§2.2Ik kan de relatie verklaren tussen breedteligging en de temperatuur op alle plekken op aarde

Slide 2 - Slide

De afstand tot de zon heeft geen invloed op de temperatuur op aarde.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Verklaar waarom het in Zuid Europa warmer is dan in Noord Europa in de zomer.
A
In het zuiden staat de zon meer loodrecht in de zomermaanden
B
Het zuiden heeft meer invloed van de golfstroom
C
Het zuiden heeft een droge tijd
D
Het noorden heeft meer neerslag

Slide 4 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
In de tropen staat de zon midden op de dag heel laag.
B
Schuine zonnestralen geven meer warmte dan rechte zonnestralen.
C
De breedteligging is van grote invloed op de temperatuur.
D
De poolstreken liggen op lage breedte, omdat de zon schuin invalt.

Slide 5 - Quiz

Als de aardas recht zou staan, zouden dag en nacht even lang zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Midzomernacht betekent dat het dag en nacht donker blijft.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 7 - Quiz

Dag en nacht worden veroorzaakt door............
A
Draaiing van de maan om de aarde
B
Draaiing van de aarde om de zon
C
Draaiing van de aarde om haar eigen as
D
De schuine hoek van de zonnestralen

Slide 8 - Quiz

In poolgebieden vriest het altijd, zomer en winter, dag en nacht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Op de evenaar zijn er seizoenen
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

§3 De invloed van hoogte, zee en wind
§2.3 Ik kan verklaren hoe de hoogte, zee en wind invloed hebben op de temperatuur

Slide 11 - Slide

Reliëf (hoogteverschillen) heeft invloed op de temperatuur.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Wat voor invloed heeft het reliëf op de temperatuur?
A
Hoe dichter bij de evenaar, hoe warmer
B
De bergen houden de warme lucht tegen
C
Woestijn houdt de warmte bij zich
D
Hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt

Slide 13 - Quiz

Hoe beïnvloedt het reliëf de temperatuur?
A
Lager reliëf zorgt voor lagere temperaturen
B
Hoger reliëf zorgt voor hogere temperaturen
C
Reliëf heeft geen invloed op temperatuur
D
Hoger reliëf zorgt voor lagere temperaturen

Slide 14 - Quiz

De zee heeft GEEN invloed op het klimaat in Nederland
A
Niet waar
B
Waar

Slide 15 - Quiz

De zee heeft een matigende invloed op het klimaat (dus geen extreme temperaturen)
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Wanneer heeft de zee geen invloed op het klimaat?
A
Bij een aanlandige wind
B
Bij een aflandige wind

Slide 17 - Quiz

In welk land speelt de invloed van de zee de kleinste rol in het klimaat?
A
Nederland
B
Oekraïne
C
Duitsland
D
Polen

Slide 18 - Quiz

Welke klimaatfactor wordt met de afbeelding bedoeld?
A
Hoogteligging
B
Ligging ten opzichte van zee
C
Breedteligging
D
Invloed wind- en zeestromen

Slide 19 - Quiz

Welke invloed heeft aanlandige wind op Nederland?
A
Het word droger
B
Het waait harder
C
De temperatuur blijft gelijk(er)
D
De winters worden kouder

Slide 20 - Quiz

Welke klimaatfactor wordt met de afbeelding bedoeld?
A
Hoogteligging
B
Invloed wind- en/of zeestromen
C
Breedteligging
D
Ligging van gebergten

Slide 21 - Quiz

§4 Neerslag
2.4 Ik kan de verdeling van de neerslag over de aarde verklaren op basis van de drie vormen van neerslag

Slide 22 - Slide

Wat is de belangrijkste aandrijfkracht van neerslag?
A
Zon
B
rivier
C
wolken
D
grondwater

Slide 23 - Quiz

Soort neerslag?
A
Frontale neerslag
B
Stijgingsneerslag
C
Stuwingsneerslag

Slide 24 - Quiz

Neerslag ontstaat als ...
A
de waterdamp verdampt
B
de waterdamp warmer wordt
C
de waterdamp kouder wordt en condenseert
D
de waterdamp warmer en condenseert

Slide 25 - Quiz

Wat voor neerslag zie je hier?
A
Stijgingsneerslag
B
Frontale neerslag
C
Stuwingsregen
D
loefzijde

Slide 26 - Quiz

Klimaatgrafiek!
De neerslag =
A
De rode lijn
B
De blauwe staafjes

Slide 27 - Quiz

Hoe beïnvloedt het reliëf de neerslag?
A
Reliëf heeft geen invloed op neerslag
B
Hoger reliëf zorgt voor minder neerslag
C
Lager reliëf zorgt voor meer neerslag
D
Hoger reliëf zorgt voor meer neerslag

Slide 28 - Quiz

Soort neerslag?
A
Frontale neerslag
B
Stijgingsneerslag
C
Stuwingsneerslag

Slide 29 - Quiz

Wat is neerslag?
A
Hagel, regen en sneeuw
B
Wind, storm en hagel
C
Wind, neerslag en temperatuur
D
Wind, neerslag en mist

Slide 30 - Quiz

§5 
§2.5 Ik kan de hoofdklimaten van het systeem van Köppen verklaren

Slide 31 - Slide

Welk hoofdklimaat volgens het systeem van Köppen heeft Nederland?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 32 - Quiz

Welk hoofdklimaat volgens het systeem van Köppen heeft de Andes in Chili?
A
D
B
E
C
C
D
B

Slide 33 - Quiz

Welk hoofdklimaat volgens het systeem van Köppen heeft Rusland?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 34 - Quiz

Bij welk hoofdklimaat hoort deze klimaatgrafiek?
A
tropisch klimaat
B
woestijnklimaat
C
zeeklimaat
D
landklimaat

Slide 35 - Quiz

Hoeveel hoofdklimaten zijn er ?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 36 - Quiz

Welk hoofdklimaat is dit?
A
Droog klimaat
B
Zeeklimaat
C
Landklimaat
D
Koud klimaat

Slide 37 - Quiz

De letter C staat voor welk hoofdklimaat?
A
Landklimaat
B
Zeeklimaat
C
Droog klimaat
D
Poolklimaat

Slide 38 - Quiz

Welk hoofdklimaat is dit?
A
Tropisch regen-woudklimaat
B
Woestijnklimaat
C
Zeeklimaat
D
Landklimaat

Slide 39 - Quiz