onderschikkende voegwoorden en verbindende bijwoorden.

onderschikkende voegwoorden en 
verbindende bijwoorden.
doordat
omdat
voordat
nadat
daardoor
daarom
daarvoor
daarna
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

onderschikkende voegwoorden en 
verbindende bijwoorden.
doordat
omdat
voordat
nadat
daardoor
daarom
daarvoor
daarna

Slide 1 - Slide

Het verschil
Onderschikkende voegwoorden:


Verbindende bijwoorden:
hoofdzin
hoofdzin
bijzin
hoofdzin

Slide 2 - Slide

Verbindende bijwoorden
Als een zin begint met een verbindend bijwoord, 
moet je inversie toepassen:

Het verbindend bijwoord staat op de eerste plaats en 
het werkwoord staat op de tweede plaats.


daardoor
daarom
daarvoor
daarna

Slide 3 - Slide

Onderschikkende voegwoorden
Een onderschikkend voegwoord verbindt 
een hoofdzin met een bijzin. 
In een bijzin staat het werkwoord altijd achteraan. 
doordat
omdat
voordat
nadat

Slide 4 - Slide

voorbeelden

De voetbalwedstrijd werd afgelast, doordat het weer erg slecht was. 

Het weer was erg slecht, daardoor werd de voetbalwedstrijd afgelast.




* het verband = oorzaak - gevolg

Slide 5 - Slide

voorbeelden
Ik ga dit weekend nergens naar toe, omdat ik veel huiswerk moet maken.

Ik moet veel huiswerk maken, daarom ga ik dit weekend nergens naar toe. 


* het verband = reden

Slide 6 - Slide

voorbeelden
Mijn man gaat even naar de supermarkt, voordat hij naar huis gaat.

Mijn man gaat naar huis, daarvoor gaat hij naar de supermarkt.


* het verband = tijd

Slide 7 - Slide

voorbeelden
Ik heb een baan gevonden, nadat ik een beroepsopleiding heb gevolgd.

Ik heb een beroepsopleiding gevolgd, daarna heb ik deze baan gevonden.
* het verband = tijd

Slide 8 - Slide

Ze leest altijd nog een hoofdstuk uit haar favoriete boek, ........ ze naar bed gaat.
A
voordat
B
daarvoor

Slide 9 - Quiz

Ze reserveerde een tafel bij het restaurant, maar ........ belde ze eerst haar vrienden om te vragen wie er mee wilde gaan.
A
voordat
B
daarvoor

Slide 10 - Quiz

Hij mocht eindelijk gaan spelen met zijn vrienden, .... hij zijn huiswerk had gemaakt.
A
daarna
B
nadat

Slide 11 - Quiz

Wij moesten onze picknick annuleren, ..... het begon te regenen.
A
daardoor
B
doordat

Slide 12 - Quiz

Hij studeerde hard, ..... slaagde hij voor zijn examen.
A
omdat
B
daarom

Slide 13 - Quiz

Ze ging naar de supermarkt en deed haar boodschappen. ........ ging ze naar huis.
A
Nadat
B
Daarna

Slide 14 - Quiz

Het regende hard, ...... werden de straten glad en gevaarlijk.
A
doordat
B
daardoor

Slide 15 - Quiz

Ik schrijf zinnen met de onderschikkende voegwoorden
'doordat, voordat, omdat, nadat' correct.
0100

Slide 16 - Poll

Ik schrijf zinnen met de verbindende bijwoorden
' daardoor, daarom, daarvoor, daarna' correct.
0100

Slide 17 - Poll