Thema 4 herhaling hele werkwoord

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

Thema 4 herhaling hele werkwoord

Hij....... met een helikopter.

Zijn zusje ...........liedjes.

Zij........... samen in de tuin.

Hij......... limonade.

Doel

Ik kan het hele werkwoord opschrijven.

Wij-vorm

Drie vormen

Ik vorm

Hij vorm

Wij vorm

Rennen

Ik ren, hij rent, wij rennen

Hij vorm

= een ander.

Je oma, je broertje, de meester, de juf, het meisje, etc.

Voorbeeld

Ik speel nooit meer met de lego.

Ik speel

Wij ..........

--> spelen

Ik speel het spel.
Hele werkwoord =
Wij .........

Hij werkt heel erg hard.
Hele werkwoord =
Wij .............

Er loopt een bijzonder persoon.
Hele werkwoord =

De onderduiker glimlacht naar mij.
Hele werkwoord =

De oma fluistert iets in zijn oor.
Hele werkwoord =

De opa maakt een tekening.
Hele werkwoord =

Ik kan het het hele werkwoord schrijven.

Ik vind het lastig. Ik doe mee met de instructie.

Ik kan het redelijk. Ik maak 1 en 2.

Ik kan het goed, ik maak 2 en 3.

Wandel en wissel uit

Je loopt met je kaartje door de klas. Benoem het hele werkwoord van het werkwoord van de ander.

Verwerking

Maak het blad.