4.8 spelling 2KB

2KB4
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2KB4

Slide 1 - Slide

Planning
  • 8 minuten lezen
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

timer
8:00

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
• Je leert het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord;
• Je leert samenstellingen met een tussen-s en een tussen-n;

Slide 4 - Slide

Welke is een voltooid deelwoord?
A
Spelen
B
Werken
C
Gemaakt
D
Lopen

Slide 5 - Quiz

Welke is een voltooid deelwoord?
A
Zwemmen
B
Gefietst
C
Schoppen
D
Koppen

Slide 6 - Quiz

Wat is het BN in de zin:
het houten hek wordt geschilderd.
A
Wordt
B
Houten
C
Hek
D
Geschilderd

Slide 7 - Quiz

Wat is het BN in de zin:
Het is een mooie dag.
A
Is
B
Een
C
Mooie
D
Dag

Slide 8 - Quiz

Kun je van een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord maken?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Wat is gesmolten in de zin:
Mijn ijsje is gesmolten.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Wat is gesmolten in de zin:
het gesmolten ijsje.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Voltooid deelwoord

Slide 11 - Quiz

Wat is aangekomen in de zin:
de bestelling is aangekomen.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Voltooid deelwoord

Slide 12 - Quiz

Wat is aangekomen in de zin:
de aangekomen bestelling.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Voltooid deelwoord

Slide 13 - Quiz

Theorie
Het voltooid deelwoord kun je als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
• Het voltooid deelwoord van sterkte werkwoorden op -en verandert als bijvoeglijk naamwoord niet

Slide 14 - Slide

Voorbeeld
– Mijn ijsje is gesmolten. (vd)
het gesmolten ijsje (bn)

– De bestelling is aangekomen. (vd)
de aangekomen bestelling (bn)

Slide 15 - Slide

Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Vergroot
Gewitte
Vergrote
Gemist
Gewit
Gemiste

Slide 16 - Drag question

Theorie
• Alle andere voltooide deelwoorden schrijf je als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk. Maar: denk aan de gewone spellingregels, zoals de dubbele medeklinker!

Slide 17 - Slide

Theorie - voorbeelden
– De foto is vergroot. (vd)
de vergrote foto (bn)
– Het plafond is gewit. (vd)
het gewitte plafond, een gewit plafond (bn)
– Ik heb de les gemist. (vd)
de gemiste les, een gemist lesuur (bn)

Slide 18 - Slide

Wat is een samenstelling?
A
Mensen die samenwerken
B
Mensen die samen tellen
C
Van twee woorden een woord gemaakt
D
Mensen die samen een stelling innemen

Slide 19 - Quiz

Welke van onderstaande woorden is een samenstelling?
A
Daken
B
Voetbal
C
Hoeken
D
Slapen

Slide 20 - Quiz

Welke van onderstaande woorden is een samenstelling?
A
Honden
B
Fietsen
C
Eikenboom
D
Katten

Slide 21 - Quiz

Welke extra letter moet je soms tussen de twee woorden zetten?
A
S
B
N
C
D
D
K

Slide 22 - Quiz

Wanneer schrijf je een s tussen de twee woorden?
A
Als je dat gokt
B
't kofschip
C
Als het in de hij-vorm staat
D
Als je die hoort

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling bij de woorden: identiteit en bewijs.
A
identiteitbewijs
B
identiteitenbewijs
C
identiteitsbewijs
D
bewijsidentiteit

Slide 24 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling bij de woorden: bruid en jurk.
A
bruidenjurk
B
bruidsjurk
C
jurkbruid
D
bruidjurk

Slide 25 - Quiz

Theorie
• Een tussen-s schrijf je als je die hoort

identiteitsbewijs, bruidsjurk, spelershonk.

Slide 26 - Slide

Tussenletter n
uitleg filmpje

Slide 27 - Slide