Les 10 (20/10)

Welkom Eglantine!
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsEnseignement Secondaire

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

Welkom Eglantine!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Warm-up
herhalen begrippen lezen
Kijk en luister opdracht
Spelling en grammatica





Slide 2 - Slide

Opwarmer
Wat is de fout?

Slide 3 - Slide

Opwarmer
Hun hebben gisteren de film gezien.

Slide 4 - Slide

Opwarmer
Me vader zegt dat ik op tijd moet komen.

Slide 5 - Slide

Opwarmer
Ik besef me dat ik meer moet leren.

Slide 6 - Slide

Opwarmer
Hij wilt graag naar de universiteit.

Slide 7 - Slide

Opwarmer
Dat is de man die ik gisteren heb gesproken met.

Slide 8 - Slide

Opwarmer
Ik hou van koffie, maar niet van dat vieze spul wat jij drinkt.

Slide 9 - Slide

Opwarmer
Ik hou van koffie, maar niet van dat vieze spul wat jij drinkt.

Slide 10 - Slide

Opwarmer
Zij zijn groter als hun broer.

Slide 11 - Slide

Opwarmer
De meisje liep over straat.

Slide 12 - Slide

Opwarmer
Hij zei “ik kom morgen wel langs”.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

'mooi ' en 'lelijk' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord
C
een voorzetsel
D
over de hele zin

Slide 15 - Quiz


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 16 - Quiz

Wat is geen lidwoord?
A
de
B
een
C
nu
D
het

Slide 17 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 18 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'lastig' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 19 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
prijs is ..
A
vz
B
zn
C
bn
D
lw

Slide 20 - Quiz

Hoe noem je de volgende woordsoorten?

in, op, onder, door
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
telwoorden
D
aanwijzende voornaamwoorden

Slide 21 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
gewonnen is ..
A
vz
B
zn
C
ww
D
lw

Slide 22 - Quiz

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Judith trok een vragend gezicht.'
A
vragend
B
trok
C
gezicht
D
Judith

Slide 23 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
heeft is ..
A
ww
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

1.9 spelling - leestekens

Slide 26 - Slide

Welke leestekens ken je?

Slide 27 - Mind map

1.9 spelling - leestekens

Slide 28 - Slide

Waarom leestekens?

Als je een tekst schrijft, is het gebruik van leestekens erg belangrijk. Ze geven structuur aan je tekst en geven de lezer aanwijzingen over hoe ze jouw tekst moeten lezen.

 
Een tekst met goed leestekengebruik leest soepel en ziet er verzorgd uit.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Een objectieve, informatieve tekst
A
Een beschouwing
B
Een uiteenzetting
C
Een betoog

Slide 31 - Quiz

Een subjectieve, overtuigende tekst
A
Een beschouwing
B
Een uiteenzetting
C
Een betoog

Slide 32 - Quiz

Een afwegende, beschouwende tekst
A
Een beschouwing
B
Een uiteenzetting
C
Een betoog

Slide 33 - Quiz

De schrijver geeft een duidelijke mening en onderbouwt die met argumenten en voorbeelden
A
Een beschouwing
B
Een uiteenzetting
C
Een betoog

Slide 34 - Quiz

De schrijver belicht een onderwerp vanuit verschillende invalshoeken, voor- en nadelen of meerdere meningen.
A
Een beschouwing
B
Een uiteenzetting
C
Een betoog

Slide 35 - Quiz

De schrijver geeft feiten, uitleg, voorbeelden en oorzaken/gevolgen, maar geen mening.
A
Een beschouwing
B
Een uiteenzetting
C
Een betoog

Slide 36 - Quiz

Voorbeeld: een schoolboektekst over hoe het menselijk hart werkt.
A
Een beschouwing
B
Een uiteenzetting
C
Een betoog

Slide 37 - Quiz

Voorbeeld: een opiniestuk waarin iemand uitlegt waarom roken in parken verboden zou moeten worden.
A
Een beschouwing
B
Een uiteenzetting
C
Een betoog

Slide 38 - Quiz

Voorbeeld: een krantenartikel dat verschillende kanten van kunstmatige intelligentie belicht, zonder zelf een harde keuze te maken.
A
Een beschouwing
B
Een uiteenzetting
C
Een betoog

Slide 39 - Quiz

In de les
zinsdelen opdracht 12
instapopdracht woordsoorten
Spelling en leestekens

Slide 40 - Slide

Les 10 (20/10)

Slide 41 - Slide