Werkwoordspelling

                  Les werkwoordspelling


Lesdoel: ik oefen met het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

                  Les werkwoordspelling


Lesdoel: ik oefen met het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd.

Slide 1 - Slide

De kinderen ..... tijdens de film (vt).
A
huilen
B
huilde
C
huilden
D
huil

Slide 2 - Quiz

In de lucht .... er een ballon (vt).
A
zweevde
B
zweefden
C
zweefde

Slide 3 - Quiz

Ik heb mijn kamer roze .... (vt).
A
verfde
B
geverft
C
gevervd
D
geverfd

Slide 4 - Quiz

Het bedrijf ..... de schade niet (tt).
A
vergoedt
B
vergoed
C
vergoet

Slide 5 - Quiz

... jij eigenlijk van chocola?
A
houdt
B
houd

Slide 6 - Quiz

Die grap ..... hem zijn baan.
A
koste
B
kostte

Slide 7 - Quiz

Wij ..... vorig jaar in Amerika.
A
wonde
B
woonden
C
woonde

Slide 8 - Quiz

Ik ben op het strand .... tijdens het zonnen.
A
verbrand
B
verbrant

Slide 9 - Quiz

In welke tijd staat deze zin: Mischa heeft zijn verjaardag gevierd.
A
Tegenwoordige tijd
B
voltooide tijd
C
verleden tijd

Slide 10 - Quiz

De kleuter is .... in het centrum
A
verdwaald
B
verdwaalt

Slide 11 - Quiz

Wat is het voltooide deelwoord van fietsen?

Slide 12 - Open question

Wat is de ik-vorm van: verven

Slide 13 - Open question

Hij heeft de balk door midden .....
A
gezaagd
B
gezaagt
C
gezagd
D
gezagt

Slide 14 - Quiz

... jij niet gek van dat spel?
A
wort
B
word
C
wordt

Slide 15 - Quiz