Paragraaf 1.5 Motor van de luchtcirculatie

 Weer en klimaat
1.5 De zon: motor van de luchtcirculatie
1 / 34
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

 Weer en klimaat
1.5 De zon: motor van de luchtcirculatie

Slide 1 - Slide

Herhaling paragraaf 1.4 Neerslag
Log in op lesson up en doe mee!

Slide 2 - Slide

De drie soorten neerslag zijn...

Slide 3 - Open question

Welke vorm van neerslag ontstaat er vooral in berggebieden?
A
stijgingsneerslag
B
stuwingsneerslag
C
frontale neerslag

Slide 4 - Quiz

Rond de evenaar is er veel stijgingsneerslag omdat
A
Er weinig verschillende seizoenen zijn
B
De zonkracht hier voor veel opstijgende lucht zorgt
C
Door de windrichting vanuit zee
D
Er veel planten en bomen aanwezig zijn

Slide 5 - Quiz

Hoe ontstaat ook alweer frontale neerslag?
A
Door sterke opwarming van de lucht door zon
B
Door gebergten die de lucht doen opstijgen
C
Door sterke verdamping van de lucht
D
De botsing van koude en warme lucht

Slide 6 - Quiz

Stijgingsneerslag
Frontale neerslag
Stuwingsneerslag

Slide 7 - Drag question

Sleep de woorden naar de goede plek in de tekening
Loefzijde
Lijzijde
Stuwingsregen
Regenschaduw

Slide 8 - Drag question

In een waterkringloop onderscheiden we:
1. condensatie
2. infiltratie
3. neerslag
4. ondergrondse afstroming
5. verdamping

Welke stappen vinden achtereenvolgens plaats in de waterkringloop als je begint bij oceanen en zeeën?
A
1 - 3 - 4 - 2 - 5
B
1 - 5 - 3 - 4 - 2
C
5 - 4 - 1 - 3 - 2
D
5 - 1 - 3 - 2 - 4

Slide 9 - Quiz

Welke twee onderdelen van de waterkringloop behoren tot de KORTE waterkringloop
A
Afstroming en condensatie
B
Afstroming en infiltratie
C
Condensatie en verdamping
D
Verdamping en infiltratie

Slide 10 - Quiz

Op welke twee manieren komt in de waterkringloop neerslag altijd weer terug in zee?

Slide 11 - Open question

1.5 Luchtcirculatie
Luchtstromen en wind ontstaan door verschillen in zonnestraling -> Hoge en Lage drukgebieden
zoninvalshoek = hoek die een bundel zonnestralen maakt met het aardoppervlak.

* een grote invalshoek bij de evenaar
* een kleine invalshoek bij de polen

Slide 12 - Slide

In de tropen
- Veel zon
- Sterke opwarming van lucht
- Warme lucht stijgt op, koelt af, condenseert, wolken, veel neerslag
- Tropen ligt in een lagedrukgebied 

Slide 13 - Slide

Rond de polen
- weinig zon
 - Veel koude lucht
- koude lucht daalt en zorgt voor een heldere lucht
 - de polen liggen in een hogedrukgebied

Slide 14 - Slide

Tussen de evenaar en de polen
- Hier daalt de lucht rond 
30⁰ N.B. en 30⁰ Z.B. 
- Dalende lucht zorgt voor een hogeluchtdrukgordel met hoge temperaturen en weinig neerslag

Slide 15 - Slide

Rond 50 tot 60° N.B. en Z.B. (waar ook Nederland ligt)
- Hier botsen koude lucht vanuit de polen en warme lucht vanaf de evenaar
- Er ontstaan depressies 
( vooral frontale neerslag) 
- Op deze breedte ligt dan ook een gordel met lage luchtdruk (minimum).

Slide 16 - Slide

Wereldwijde windsystemen
Wind waait met een bocht door draaiing aarde
Zuidelijk halfrond -> links
Noordelijk halfrond -> rechts
= Wet van Buys Ballot
Passaatwinden en westenwinden

Slide 17 - Slide

Wet van Buys Ballot
De wet van Buys Ballot:
1. Wind waait van een hogedrukgebied (maximum) naar een lagedrukgebied (minimum).
2. Door de draaiing van de aarde krijgt de wind een afwijking. Op het noordelijk halfrond naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Plaats de juiste omschrijving bij de juiste locatie
60 graden zuider- en noorderbreedte
Noord- en zuidpool
Lage luchtdruk
Hoge luchtdruk
Neerslag
Helder
Bewolkt
Droog
Geen begroeiing
Loof- en naaldbos

Slide 20 - Drag question

Plaats de juiste omschrijving bij de juiste locatie
Evenaar
30 graden noorder- & zuiderbreedte
Lage luchtdruk
Hoge luchtdruk
Neerslag
Zonnig
Bewolkt
Droog
Woestijn
Tropisch regenwoud

Slide 21 - Drag question

Bekijk bron 1.
Welke tekening geeft de grote windsystemen op aarde juist weer?
A
tekening 1
B
tekening 2
C
tekening 3
D
tekening 4

Slide 22 - Quiz

Tropische klimaten
Tropisch regenwoudklimaat: warm (meer dan 18 °C) en vochtig klimaat.
Savanneklimaat: warm (meer dan 18 °C)  met droge winter.

Slide 23 - Slide

Droge klimaten
Steppeklimaat: ongeveer 150 tot 300 mm neerslag per jaar.
Woestijnklimaat: minder dan ongeveer 100 tot 150 mm neerslag per jaar.

Slide 24 - Slide

Zeeklimaten
Gematigd zeeklimaat: koudste maand warmer dan -3 °C en kouder dan 18 °C met het hele jaar neerslag.
Middellandse Zeeklimaat / Mediterraan klimaat: koudste maand warmer dan -3 °C en kouder dan 18 °C met een droge zomer.

Slide 25 - Slide

Landklimaten
Gematigd landklimaat: warmste maand warmer dan 10 °C , koudste maand kouder dan -3 °C
Landklimaat met een droge winter: warmste maand warmer dan 10 °C, koudste maand kouder dan -3 °C met een droog seizoen in de winter.

Slide 26 - Slide

Poolklimaten
Toendraklimaat: warmste maand warmer dan 0 °C en kouder dan 10 °C
Sneeuw- en ijsklimaat: hele jaar kouder dan 0 °C

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Klimaatzones van de wereld
https://schooltv.nl/video/geoclips-klimaatzones-van-de-wereld/#q=geoclips
Landschapszones van de wereld

Slide 30 - Slide

Aan de slag.
*Lezen paragraaf 1.5: luchtcirculatie
*Maken opgaven: 2, 3, 4 en 5a
* Lezen paragraaf 1.6: Bronnen klimaten in de wereld


*Samenvatting en/of mindmap maken van paragraaf 1.5.
* Leerdoelen ( bladzijde: 26  en 27 ) uitschrijven.
* Begrippenlijst maken (zie dikgedrukte woorden en woorden uit de tekst, die je niet kent).

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video