NN Spelling; persoonsvorm tegenwoordige tijd, sterke en zwakke werkwoorden - herhaling

Herhaling spelling; 

- persoonsvorm tegenwoordige tijd
- sterke en zwakke werkwoorden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Herhaling spelling; 

- persoonsvorm tegenwoordige tijd
- sterke en zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

1. Wie (dragen) deze tas even voor mij?
(PVTT)

Slide 2 - Open question

2. Ilse (zwemmen) in het ijskoude water .
(PVTT)

Slide 3 - Open question

3. (Slapen) Eja op zo'n dun matrasje?
(PVTT)

Slide 4 - Open question

4. Mijn opa (leven) sinds zijn jeugd in Spanje.
(PVTT)

Slide 5 - Open question

5. Jason (knipogen) naar dat leuke meisje.
(PVTT)

Slide 6 - Open question

6. Wanneer (reizen) jij naar Berlijn ?
(PVTT)

Slide 7 - Open question

7: Vegen
Met een armbeweging veegde/voog ik mijn bureau leeg

Slide 8 - Open question

8: Brengen
Mijn moeder brengde/bracht mij naar de taekwondotraining.

Slide 9 - Open question

9: Vriezen
Afgelopen nacht vriesde/vroor het 10 graden.

Slide 10 - Open question

10: Verlichten
De spotlights verlichtten/verlochten het hele podium.

Slide 11 - Open question

11: Belanden
Al mijn Donald Duckjes belandden/belienden bij het oud papier.

Slide 12 - Open question

12. Ik zwem in de zee.
(sterk/zwak ww)

Slide 13 - Open question

13. Levin bestelt een jas.
(sterk/zwak ww)

Slide 14 - Open question

14. Lenn pelt een banaan.
(sterk/zwak ww)

Slide 15 - Open question

15. Hope doet een flikflak.
(sterk/zwak ww)

Slide 16 - Open question

16. Lilly maakt een foto.
(sterk/zwak ww)

Slide 17 - Open question

zaagden
Jagen
Juichen
slapen
Slepen
Smeden
Smijten
zagen
Zien
zagen
smeten
smeedden
sliepen
sleepten
juichten
joegen

Slide 18 - Drag question