SW1, H11 Transport Les 6 en 7: Zuurstof en CO2, Bloedstolling en Lymfe

Bloedstolling en lymfe
Thema 11: Transport
§4 Wat zit er in je bloed? en §5 Lymfestelsel
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bloedstolling en lymfe
Thema 11: Transport
§4 Wat zit er in je bloed? en §5 Lymfestelsel

Slide 1 - Slide

Planning
- Werking hormoon EPO
- Samenstelling bloed

Deze les:
- Opname zuurstof
- Bloedstolling
- Weefselvloeistof en lymfe

Slide 2 - Slide

Functies bloed
- afleveren stoffen:
   > zuurstof, voedingsstoffen
- afvoeren stoffen:
   > CO2, melkzuur
- warmte verdelen
- ziektes bestrijden (antistoffen)

Via bloed ook communicatie (hormonen) en ander transport.

Slide 3 - Slide

Gaswisseling longen
Al bekend:
In longen uitwisseling van zuurstof en CO2

Proces hierachter: diffusie.

Want:
  • zuurstof: hoge concentratie in longen,
laag in bloed. Verplaatsing long > bloed
  • CO2: lage concentratie in longen,
    hoog in bloed. Verplaatsing long < bloed

P O2
13,3
5,3
6,1
P CO2
5,3
BINAS 83C

Slide 4 - Slide

Gaswisseling longen
Al bekend:
In longen uitwisseling van zuurstof en CO2

Proces hierachter: diffusie.

Probleem:
  • Diffusie gaat langzaam
  • Levert gelijke concentratie


Dus:
Levert veel te weinig zuurstof!
P O2
13,3
5,3
6,1
P CO2
5,3
BINAS 83C

Slide 5 - Slide

Opname zuurstof
(longen)
Oplossing voor zuurstof: hemoglobine.

Hemoglobine neemt zuurstof op uit bloedplasma. 

Gevolg:
Daling hoeveelheid zuurstof in bloedplasma.

Hierdoor meer (en snellere) diffusie mogelijk. 

P O2
13,3
5,3
BINAS 83C

Slide 6 - Slide

Opname en afgifte CO2
(rest van het lichaam)
Oplossing voor opname en afgifte CO2:

In haarvaten lichaamscellen:
  1. CO2 diffundeert bloedplasma in.

  2. Hemoglobine bindt CO2: HbCO2
  3. Rest CO2 omgevormd tot HCO3- en H
    (hier is enzym in rode bloedcel voor nodig)
  4. Hemoglobine bindt H+.

CO2
BINAS 83C
CO2
HCO3-  en    H+
enzym

Slide 7 - Slide

Gaswisseling in de weefsels
Oplossing voor opname en afgifte CO2:


In haarvaten lichaamscellen:

  1. CO2 diffundeert bloedplasma in.
  2. Hemoglobine bindt CO2: HbCO2
  3. Rest CO2 omgevormd tot HCO3- en H+
    (hier is enzym in rode bloedcel voor nodig)
  4. Hemoglobine bindt H+.

BINAS 83E

Slide 8 - Slide

Bloedstolling
Bloed zorgt voor snel transport.
Bij verwondingen kan je bloed verliezen.

1e reactie: samentrekken spieren!
2e reactie: bloedstolling

Is bloedverlies erg?
Bloedingen snel stoppen?

Slide 9 - Slide

Bloedstolling
Belangrijk bij bloedstolling:
  • vermindering bloedstroom
  • dichten van de wond

Hierin spelen bloedplaatjes, fibrinogeen en spieren een rol.

Wat doen bloedplaatjes en fibrinogeen?

Slide 10 - Slide

bloedstolling

Slide 11 - Slide

Stollingsfactoren
Regeling van bloedstolling loopt via vaste route (BINAS 84 O):
Er zijn stollingsfactoren nodig uit:
  • beschadigde cellen
  • bloedplaatjes
  • bloedplasma: Kalium, Calcium, eiwitten.

Zorgen voor omzetting: protrombine > trombine.

Als laatste trombine: fibrinogeen > fibrine.

Slide 12 - Slide

Ruimte voor vragen

Stel je vragen!

Heb je geen vragen?
Tijd om de opgaven van §11.4 af te maken (opdr. 1 t/m 14)

timer
5:00

Slide 13 - Slide

Weefselvloeistof

Bloedplasma naar weefselvloeistof naar lymfe
(bloeddruk, osmotische druk, kleppen)


Weefselvloeistof zit tussen de cellen. Hierdoor opname en afgifte stoffen.

Slide 14 - Slide

Vorming weefselvloeistof
BINAS 84 G

Slagaders: hoge bloeddruk

Haarvaten: bloeddruk neemt af.
Vorming weefselvloeistof

Slagaders, lage bloeddruk
Deel weefselvloeistof wordt weer opgenomen.

Slide 15 - Slide

Vorming weefselvloeistof

Situatie begin haarvat
Vocht verlaat haarvat: filtratie

Tussentijd uitwisseling stoffen weefselvloeistof <> cellen.

Situatie eind haarvat
Vocht naar haarvat: resorptie





Slide 16 - Slide

Vorming weefselvloeistof
Situatie begin haarvat
Bloed hogere OsW [zuigkracht] (3,3)
Hoge bloeddruk (Pbloed 4,6)

Verschil begin: 1,3 > vocht verlaat haarvat

Situatie eind haarvat
Bloed hogere OsW [zuigkracht] (3,3)
Lage bloeddruk (Pbloed 2,3)

Verschil eind: 1,0 > vocht naar haarvat




Slide 17 - Slide

Bloed vs lymfe
Bloed, weefselvloeistof, lymfe?
Plek van vloeistof bepaalt naam.

Andere verschillen?
  • Eiwitten kunnen bloed niet verlaten, niet in lymfe en weefselvloeistof.
  • Rode bloedcellen alleen in bloed.
    Witte bloedcellen in alle vloeistoffen.
  • Lymfe alleen afvoerend
  • In lymfesysteem zuivering, afweersysteem hier vooral actief.

Slide 18 - Slide

Bloedvaten vs lymfevaten
Hoe zie ik het verschil tussen bloedvaten en lymfevaten?

Bloedvaten: slagaders, aders en haarvaten.

Lymfevaten lijken op aders: beide kleppen.
Lymfestelsel bevat lymfeknopen: hotspots voor witte bloedcellen. 

Slide 19 - Slide

Ruimte voor vragen

Stel je vragen!

Heb je geen vragen?
Tijd om de opgaven van §11.5 te  maken (opdr. 1 t/m 14)

timer
10:00

Slide 20 - Slide

Wat is geen stollingsfactor?
A
Trombine
B
Calcium
C
Kalium
D
Fibrine

Slide 21 - Quiz

Waar komen stollingsfactoren vandaan?
A
Bloedplaatjes
B
Bloedplasma
C
Beschadigde cellen
D
Alle 3

Slide 22 - Quiz

Aan het begin van een haarvat, waardoor verlaat vocht het haarvat?
A
Osmotische druk
B
Filtratie
C
Resorptie
D
Bloeddruk

Slide 23 - Quiz

Bij filtratie. Wat verlaat NIET het haarvat?
A
Stollingseiwitten
B
Hormonen
C
Glucose
D
Aminozuren

Slide 24 - Quiz

Wat kan er NIET in lymfe zitten?
A
Antistoffen
B
Voedingsstoffen
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 25 - Quiz

Welke uitspraak(en) is (zijn) waar?
1. Lymfe wordt geproduceerd in de lymfeknopen.
2. Het lymfevatenstelsel geeft lymfe af aan het bloed.
A
Uitspraak 1
B
Uitspraak 2
C
Uitspraak 1 en 2
D
Geen van beide uitspraken

Slide 26 - Quiz

Wat is de functie van de lymfeknopen (lymfeklieren)?
A
Halen voedingsstoffen uit lymfe
B
Zuiveren de lymfe van onder andere ziekteverwekkers
C
Halen zuurstof uit lymfe
D
Maakt rode bloedcellen aan

Slide 27 - Quiz