Lidwoord en zelfstandig naamwoord les 2

1 / 13
next
Slide 1: Link

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Link

Nederlands 
6e lesuur 


Slide 2 - Slide

Planning
1. Jeugdjournaal 
2. uitleg 
3. Aan de slag 
4. Afsluiten

Slide 3 - Slide

Lidwoord en zelfstandignaamwoord

Slide 4 - Slide

Leerdoel
Je leert lidwoorden en zelfstandige naamwoorden herkennen.

Slide 5 - Slide

De agent glimlacht.
Lidwoord: 
  • de
Zelfstandig naamwoord: 
  • agent

Slide 6 - Slide

Er zijn drie lidwoorden (lw): de, het en een. Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord: de prijs – een prijs. Soms staat tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord nog een ander woord: de lage prijs.

Slide 7 - Slide

Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor een mens, dier, plant of ding.
Bijvoorbeeld: buurvrouw, schildpad, gras, telefoon.
Een naam is ook een zelfstandig naamwoord: Tim, Schuurmans, Flipper, Trias College, Nijmegen, Rijn.


Slide 8 - Slide

Zo herken je een zelfstandig naamwoord


Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (vriend – vrienden).
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (vriend – vriendje).
Je kunt er meestal een lidwoord voor zetten (de vriend, een vriendschap).


Slide 9 - Slide

Aan de slag
Open je boek op blz. 202 

Bekijk opdr. 1 t/m 3 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 3.
Heb je een vraag. Steek dan je vinger op! 




Opdracht 4 t/m 7 is huiswerk voor volgende week dinsdag. 

Slide 12 - Slide

Dat was 'm weer voor vandaag! 
Goed gewerkt toppers. 
Een heel fijn weekend! 

Slide 13 - Slide